Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lanfranc (1010-1089)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lanfranc (1010-1089)

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoals de raadspensionarissen en minister-presidenten van Nederland de ruggengraat genoemd kunnen worden, niet zozeer van de Nederlandse Staat, als wel van de geschiedenis van Nederland, zo kan men stellen dat de aartsbisschoppen van Canterbury de ruggengraat vormen van de geschiedenis van de Anglicaanse Kerk. Aan de hand van hun opeenvolgende arbeid kan men het geheel van de Engelse kerkgeschiedenis overzien. Natuurlijk, om die geschiedenis te leren kennen, moet men niet alleen het oog slaan op aartsbisschoppen en kathedralen. Het geloofsleven van de kerk bloeit immers evenzeer in de eenvoudige gemeenten en kleine parochiekerken, waar het gewone volk bijna onopgemerkt samenkomt voor gebed en sacrament, voor liturgie en preek. Daarbij, om de invloed en uitstraling van het geloof te bezien, moet men ook het werk van geleerden als Wycliff (1329-1384) en Newman (1801-1890) betrekken, als mede van grote predikers als John Bunyan (1628-1688), John Wesley (1703-1791) en Charles Spurgeon (1834-1892), liederenschrijvers als Charles Wesley (1707-1788) en John Keeble (1792-1866), terwijl ook dekens als Dean William Ralph Inge (1860- 1954) van St.Paul's te Londen en Dean Hewlett Johnson van Canterbury (1874-1966) in hun functie en op hun plaats op hun wijze veel voor het geloof van de Anglicaanse Kerk betekend hebben. Maar dan toch, ieder van de ruim honderd aartsbisschoppen van Canterbury is het waard genoemd te worden, omdat hun levensarbeid in hun tijd centraal stond in de Engelse Kerk, terwijl die kerk centraal stond in hun leven. Een typisch voorbeeld van een middeleeuws prelaat is Lanfranc, die van 1070 tot 1089, dus nu ruim negenhonderd jaar geleden, primaat was van de Engelse Kerk. Ook in zijn leven ontmoeten wij de religieuze problemen van een geheel tijdperk.

Het eerste dat opvalt is dat Lanfranc behoorde tot de diverse aartsbisschoppen van Canterbury, die geen Engelsman was. Lanfranc werd omstreeks 1005, of naar men aanneemt 1010, of zelfs enige jaren daarna1 in Italië geboren, uit welgestelde ouders, die in hoog maatschappelijk aanzien stonden, te Pavia, waar zijn vader Haribald advocaat was. Lanfranc ging rechten studeren, en trad in het voetspoor van de destijds vermaarde juristen school, en werd al jong een succesvol advocaat. Toen vond de eerste grote verandering in zijn leven plaats. Hij moest zich de vraag voor ogen hebben gesteld wat het een mens zou baten, zo hij eer en geld gewon maar schade leed aan zijn ziel (matth. 16:26 ; Mare. 8:36), want het leven als erkend en zelfs vermaard jurist in het beroemde Pavia voldeed hem niet meer. Hij zocht iets hogers dan geleerde juristerij, en de toepassing daarvan op het maatschappelijk leven. Omstreeks 1030 brak hij zijn juridische arbeid resoluut af, verliet voor goed zijn vaderstad, waar thans niets meer aan hem herinnert.2 Het was een gebeurtenis die in die eeuwen zo vaak voorkwam; iets dat we ook bij Anselmus van Canterbury (1033-1109) en Franciscus van Assisie (1881/2-1226) vinden, in navolging van de discipelen, die immers al evenzeer alles verlieten, om Jezus te volgen. Het was het resultaat van het zoeken naar een dieper geestelijk leven, gevolgd door een breuk met het tot nog toe gevoerde bestaan. Dit is uiteraard alleen mogelijk bij mensen die innerlijk zijn beroerd door de drang naar een diepe overtuiging, en die in staat zijn een nieuwe levensbron te aanvaarden, en daar alles voor in te zetten. Lanfrancs interesse wendde zich van het recht naar de filosofie en de theologie. Hij reisde naar Frankrijk af, waar hij te Avranges in Normandië in 1039 een school opende, waar hij als Magister vele leerlingen kreeg. Men bedenke daarbij dat er duizend jaar geleden nog nauwelijks boeken waren en dat de wetenschap vooral door mondelinge overlevering werd overgedragen. Maar Lanfranc studeerde en doceerde nu wel de filosofie, maar hij overwoog zich geheel te geven aan het religieuze leven. De grote stoot daartoe werd echter eerst gegeven door een dramatische gebeurtenis in zijn leven: hij werd in 1042, tweeendertig jaar oud, gedurende een reis door de bossen van Ouche, in de buurt van Rouen, door rovers overvallen, die hem van werkelijk alles beroofden en hem naakt ophingen, vastgebonden aan een boom. Toen de bandieten verdwenen waren riep hij om hulp, maar zonder enig resultaat, want niemand kwam gedurende de nacht voorbij. Hij wilde bidden, maar ontdekte dat hij met al zijn geleerdheid de toenmalige gebeden van de kerk niet eens kende, en hij bad: "O Heer, mocht ik U niet alleen dienen, maar ook weten hoe U te dienen".3 In die grauwe nacht van nood en ellende, waarbij "de vier uitersten", dood en oordeel, hemel en hel hem voortdurend voor ogen stonden, deed hij - zoals eeuwen na hem Luther in 1505 gedurende een zwaar onweer bij Stotternheim zou doen - aan God een belofte dat, als hij dit drama zou overleven, hij zich geheel aan het religieuze leven zou geven. En evenals Maarten Luther heeft Lanfranc zich aan deze belofte gehouden. Tegen de morgen werd hij door voorbijgangers bevrijd, en hij vroeg zijn bevrijders naar het dichtstbijzijnde klooster. Als zodanig werd hem een onlangs opgericht klooster te Bec gewezen.4 Toen hij zich daar meldde bij de abt, Herluin, vond een van de merkwaardigste ontmoetingen van die eeuw plaats, een ontmoeting overigens met grote geestelijke gevolgen: de abt Herluin, die acht jaar geleden in 1034 het klooster te Bec gesticht had, was soldaat geweest, maar kon lezen noch schrijven, al waren, zoals Dean Hook (1798- 1875) als geschiedschrijver meldt, dank zij een goed geheugen, de woorden van de Heilige Schrift in zijn hart gegraveerd.5 De wereldse geleerde Lanfranc, die opname in de geestelijke stand zocht, besefte dat deze abt weliswaar alles mocht missen wat hij als vluchteling aan geleerdheid bezat, maar dat deze geestelijke juist datgene had verwerkelijkt, wat Lanfranc zocht: de roeping tot en de praktijk van het geestelijk leven. De abt van zijn kant zag de ontmoeting met Lanfranc als een gebedsverhoring6, want hij besefte zijn intellectuele gebreken maar al te zeer en begreep dat zelfs het eenvoudigste klooster ook wereldse kennis van zaken nodig heeft. Men kan zich deze kloostergemeenschap te Bec overigens niet simpel, streng en arm genoeg voorstellen.7 Herluin had met eigen handen de in 1041 voltooide kapel gebouwd, en de monniken verrichten voor hun levensonderhoud eenvoudige veldarbeid. Zelfs zo arm aan stijl was de kloosterlijke samenleving, dat Lanfranc na enige tijd het plan opvatte het klooster in stilte te verlaten, om zich ergens als kluizenaar te vestigen; maar Herluin weerhield hem, en zodoende was Lanfranc de vijfendertigste monnik die zijn definitieve intrede deed in de armelijke kloostergemeenschap te Bec. Herluin moge intellectueel beperkt zijn geweest, hij was echter een bekwaam organisator, en aan weinig niet-intellectuelen heeft de middeleeuwse kerk zoveel te danken als aan hem: hij wist de grote onderwijskwaliteiten van Lanfranc in te zetten ten bate van de monniken en van de vele nieuwe leerlingen te Bec, die op den duur van buiten kwamen. Reeds drie a vier jaar na zijn komst te Bec haalde Herluin Lanfranc over om onder hem als prior op te treden, wat Lanfranc zeer tegen zijn zin deed, want hij vreesde opnieuw in organisatorische, en dus wereldse zaken betrokken te zullen worden, iets waaraan hij zich door zijn intrede als monnik nu juist had willen onttrekken; maar hij besefte aan Herluin en de kloostergemeenschap zekere verplichtingen te hebben. Van 1046 tot 1063 - niet minder dan zeventien jaren - gaf hij als prior onderwijs en wist daarmee het armelijke klooster te Bec een grote naam te geven, waardoor vele jongeren met name om het onderwijs van Lanfranc zich naar Bec begaven. Onder hen zou de later zo beroemde Anselmus van Canterbury zich in 1059 melden. Lanfranc ontwikkelde zich tot een groot geleerde van Europese faam, wiens belang vooral gelegen was in het feit dat hij zijn leerlingen op de betekenis van de kerkvaders wees.8 Dat de bibliotheek van Bec met de jaren de werken bezat van Augustinus, Ambrosius, Origenes, Athanasius en van zoveel anderen, is vooral aan Lanfranc te danken.9 Toch is hij naar onze maatstaven wel een talentvol, maar - anders dan zijn grote leerling Anselmus - geen oorspronkelijk, laat staan een geniaal denker en theoloog geweest. Hij kende bijvoorbeeld geen Hebreeuws en was eerder een compilator van feiten dan een origineel denker.10 Maar zijn grootheid als leermeester heeft hij levenslang gehandhaafd, en de gelukkigste jaren van zijn leven heeft hij van 1042 tot 1063 te Bec doorgebracht.

Daarna voltrokken zich, zeer tegen zijn wil, grote veranderingen in zijn leven. Ook onder de geestelijken waren in die dagen de intellectuelen schaars, en men moest soms lang zoeken eer men voor bepaalde kerkelijke functies de juiste man op de juiste plaats vond. In 1603 verliet hij daarom tot zijn grote spijt Bec, om abt te worden van het St. Stefanus-klooster te Caen, dat hij overigens met succes beheerde. Maar hij weerstond in 1067 het hem gedane aanbod om aartsbisschop van Rouen te worden, want hij wilde kloosterling blijven. In 1070 werd hem door Willem de Veroveraar (1027-1087) met klem de zetel van het aartsbisdom Canterbury in Engeland aanbevolen. Ondanks grote innerlijke weerstanden daartegen, meende de reeds zestig jaar zijnde Lanfranc deze functie eindelijk te moeten aanvaarden, nadat ook paus Alexander II (1061 -1073), die een leerling van hem was, een klemmend beroep op hem had gedaan. Op zondag 29 augustus 1070 vond de installatie plaats. Hook, in zijn grote werk Lives of the Archbishops of Canterbury, schrijft er heel tekenend over: "Het was een melancholieke plechtigheid, hoewel Lanfranc vergezeld was van vele van zijn vrienden. De kathedraal was driejaar geleden door brand verwoest, en deze ramp had zich over de gehele stad uitgespreid. Toen de gekozen aartsbisschop door de straten ging (in processie, op weg naar zijn installatie) zagen de Saksische inwoners grimmig naar de vreemdeling."11 Aan zijn leerling paus Alexander II schreef Lanfranc kort daarna de even berustende als droefgeestige woorden:" Ik weet niet aan wie ik mijn moeite en ellende met meer gepastheid tot uitdrukking kan brengen, dan aan U vader, die de oorzaak zijt van al deze ellenden."12 Ondanks deze sombere gevoelens werd zijn ambtsperiode een succes, mede dank zij zijn groot organisatorisch vermogen. De betekenis van zijn primaatschap is gelegen in het feit dat hij na de komst van Willen de Veroveraar (28 september 1066) in rumoerige tijden een zekere stabiliteit van de Engelse Kerk heeft bevorderd.13 Allereerst onder de bisschoppen, door het primaat van Canterbury met beslistheid te handhaven en in 1072 te bevestigen jegens de aartsbisschop van York, Thomas van Bayeux. 14 Met energie herbouwde hij in de tijd van zeven jaar de op 6 december 1067 door brand verwoeste kathedraal15, en stelde in heel Engeland orde op zaken, onder andere door bisschopszetels die in dorpen gevestigd waren, naar steden over te brengen, terwijl hij weliswaar het celibaat handhaafde, maar dit met de nodige mildheid deed. Bovendien bouwde hij te Canterbury hospitalen voor zieken en armen. De pausen waren onder de indruk van Lanfrancs grote geleerdheid16, maar zij betreurden soms een naar hun inzicht te grote zelfstandigheid van zijn beleid en verweten hem dat hij voor overleg te weinig in Rome verscheen, waardoor zijn verhouding tot de paus, ondanks alle wederzijdse eerbied, wel eens gespannen was. Dit is wat wij in Engeland reeds lang voor de Reformatie zo vaak aantreffen. Dean Hook geeft als zijn oordeel: "Lanfrancs loyaliteit jegens de koning was groter dan zijn onderworpenheid aan de paus."17

En daartoe was zekere reden. Met het koningschap van Willen de Veroveraar was voor Engeland een nieuw tijdperk aangebroken, en het is wellicht een zegen voor Engeland geweest dat deze beide krachtige persoonlijkheden zo goed met elkaar hebben samengewerkt. 18 Lanfranc wenste de kerk vrij te houden van de overheersing van de staat, maar begreep tevens dat de kerk zich niet boven de staat diende te verheffen.19 Dit schonk hem het volle vertrouwen van de koning, zodat deze aartsbisschop van Canterbury, wanneer de koning buitenlands was, soms als regent optrad. Na's konings dood kroonde Lanfranc op 26 september 1087 in de Westminster Abbey diens zoon William Rufus tot koning, maar niet dan nadat de aartsbisschop aan de kroningseed had laten toevoegen dat de nieuwe vorst, die als bruut bekend stond, in alles advies zou vragen aan de aartsbisschop van Canterbury.20 Anderhalfjaar later, op 28 mei 1089 stierf Lanfranc en werd in de toenmalige kathedraal van Canterbury begraven. Van zijn functie als aartsbisschop had hij gemaakt wat mogelijk was, mede dank zij zijn grote Italiaanse rechtskennis.21 Zijn juridische vorming te Pavia en zijn studie in Frankrijk zijn de Engelse Kerk zeer ten goede gekomen. De liefde voor het eenvoudige monnikwezen en voor het klooster te Bec is hem, ook als primaat te Canterbury, altijd bijgebleven.22 In zijn hart was hij een traditionalistisch theoloog gebleven23, maar die, door zijn bereidheid de kerk van zijn dagen te dienen, aan het christendom van zijn eeuw grote diensten heeft bewezen, al zou hij als geleerde in sterke mate overtroffen worden door zijn unieke, briljante landgenoot, leerling en opvolger Anselmus van Canterbury.


Dr. G. Puchinger (1921) was van 1971 tot 1986 hoofd van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands protestantisme (1800-heden) van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Adres: Kon. Emmakade 168,2518 JM Den Haag.


Noten:
1. Walter Farquhar Hook, D.D. in zijn Lives of the Archbishops of Canterbury, II, Londen, 1863, pag. 74, stelt het geboortejaar + 1005, evenals the Rev. William Hunt in zijn artikel over Lanfranc in de Dictionary of National Biografy, Londen, 1892, XXXII, pag. 83. A.J. MacDonald M.A. in zijn Lanfranc, A study of his life, work and writing, Londen, 1926, stelt het geboortejaar spoedig na 1000 (pag.1), terwijl Magaret Gibson in haar studie Lanfranc of Bec, Oxford, 1978, het geboortejaar op omstreeks 1010 stelt, "or a little later", (pag. 4).

2. De bekende Basilica di San Lanfranco te Pavia, waarin een muurschildering van Thomas Becket van Canterbury, is niet naar aartsbisschop Lanfranc van Canterbury genoemd, maar naar de bisschop van Pavia, Lanfranco Beccaro (over leden in 1198). Zie Ernst Schmid, Pavia und Umgebung, 1958, en Gabriella Bargiggia: II Monastro e la Basilica di San Lanfranco di Pavia, Pavia, 1977.

3. Zie noot 1, MacDonald, pag. 13-14.

4. Zie noot 1, Hook, pag. 82.

5. Hook: "Herluin, though unable te read, had been an attentive listener; and, as he possessed a good memory, the Scriptures were written upon the tabiets of his heart." Zie noot 1, pag. 85.

6. Zie noot 1, Hook, pag. 85; MacDonald, pag. 21.

7. Margaret Gibson typeert de kloostergemeenschap te Bec, toen Lanfranc er arriveerde als "the poorest and most wretched house in Normandy", "more like a group of hermits than a traditional Benedictime monastry." Zie noot 1,
pag. 24.

8. Margaret Gibson: "Lanfranc made one fundamental point at the right time: that without a sound patristic basis the theologian was lost." Zie noot 1, pag. 97.

9. MacDonald noemt tevens de werken van o.a. Gregorius de Grote, Tertullianus, Cypramus, Gregorius van Nyssa, Eusebius van Caesarea, Chrysostomos, Dionysius de Areopagiet en Gregorius van Tours. Verder Engelse schrijvers als Bede en Alcuin. Zie noot 1, pag. 29-30.

10. Hook: "But however exalted he might be as a theacher, Lanfranc was by no means distinguished as a theologian. His writings show that he was not a man of genius, he was deficient in original thought, and had none of the methaphysical depth, united with a power of analysis, which is so conspicous in his successor Anselm. The man of genius is a suggester of thought to others; in reading his works, we feel as if a spark were carried into our mind, and a train of gunpowder fired; we are set a-thinking. This is the case with the writings of Anselm, but not with those of Lanfranc. Of the latter, we can only say, that he was pre-eminent as a man of talent, very skilful to carry out the suggestions of others, to elucidate other men's thoughts, or to support an established opinion with vigour, eloquence, and skill." (pag. 89) Als voorbeeld hoe primitief Lanfranc zijn leerlingen onderwees, geeft Hook het volgende weer: "How long were they (Adam and Eve) in Paradise? Seven hours. Why not longer? Because as soon as woman was created she immediately was deceived; man having been created at the third hour, gave names to the animals; woman, being framed at the sixth hour, forthwith took of the forbidden apple, and held out death to her husband, who through love for her, ate and, as soon as the ninth hour arrived, God drove them out of Paradise" (pag. 101).

11. Hook pag. 121. Hook: " We can imagine no contrast greater than that which was presented by Canterbury to the happy home which Lanfranc had been compelled to leave. All around him was desolation." (pag. 121).

12. Hook, pag. 122; MacDonald, pag. 67.

13. Margaret Gibson: " Lanfranc came to England when the first shock of the Norman invasion was over, and the political situation was becoming in consequence extremely unstable." (pag. 151).

14. Lanfranc liet Thomas van Bayeux gehoorzaamheid beloven aan de zetel van Canterbury, inclusief aan de opvolgers van Lanfranc.

15. Margret Gibson: " Lanfranc's first duty at Canterbury was to restore the fabric of his cathedral after the great fire of 1067. The choir was in ruins, the archives were destroyed. Lanfranc was enthroned in the old cathedral, however ruinous." (pag. 162). MacDonald: "But Canterbury now possessed in her chief shepherd one of the most experienced builders in an age of great builders. The Abbey of Bee had been rebuilt bij Lanfranc. For many years he had supervised the rising fabric of the splendid new house of St. Stephen at Caen." (pag. 132).

16. Hoe groot het respect voor Lanfranc als leermeester was, werd bewezen toen Lanfranc in 1071 samen met aartsbisschop Thomas van York zijn eerste bezoek als aartsbisschop van Canterbury aan paus Alexander II te Rome bracht. Deze begroette hem, terwijl hij uit zijn zetel verrees, met de woorden:" I have not risen because he is the Archbishop of Canterbury, but because I was at his school at Bee, and with others I then sat as a listener at his feet." Lanfranc wierp zich daarop op de grond en kuste de voeten van de paus, en zei: "And I by duty bound, reverence and honour thee, who art humble. "The Archbishop then rose to receive the Pope's kiss." MacDonald, pag. 81.

17. Hook, pag. 141.

18. William Hunt: " He was in many respects like his master and friend, William the Conqueror, and men looked on the king and the archbishop as well matched in strength of character. In Lanfranc there was, moreover, the subtlety of the Italian lawyer." (pag. 88).

19. William Hunt in de Dictionary of National Biography, Londen, 1900, LXI over Willem de Veroveraar: " With Lanfranc he worked in full accord, and his general policy may be described as that of organising the church as a seperate department of government under the direction of the archbishop as his viceregent in ecclesiastical matters, in opposition to the English system by which ecclesiastical and civil affairs were largely adminisered by the same machinery. This policy worked well in his time, but it was necessary to its succes that the throne and the see of Canterbury should be filled by men of like mind and aims to those of William and Lanfranc." (pag. 298).

20. William Hunt, pag. 87.

21. Margaret Gibson: "In Bec as at Canterbury he setteld down to make the best of things." (pag. 25). "Lanfranc is a product of the north Italian schools c. 1020-30." (pag.11).

22. MacDonald: "If Lanfranc carried any one warm feeling down to the grave it was his love for Bec and the old home between the two hills by the little stream in Normandy." (pag. 269). Treffend heeft Hook de laatste ontmoeting beschreven tussen Herluin en Lanfranc in 1077, toen aartsbisschop Lanfranc ter gelegenheid van de inwijding van de nieuwe kloosterkerk op 23 oktober 1077, Bec voor de laatste maal bezocht. Samen zongen zij ten afscheid het Nunc dimittis, de Lofzang van Simeon: Nu laat Gij Heer Uw knecht, naar 't Woord hem toegezegd, thans hehengaan in vrede....(Hook, pag 134-136). Herluin stierf tien maanden daarna, op 26 augustus 1078.

23. Margaret Gibson:"Lanfranc was a traditionalist, untouched by the radical experiments of his day and scarcely sympathetic even to Anselm's exploration of prayer and monastic friendship. He was still at home in the Carolingian world." (pag. 191).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1997

Radix | 64 Pagina's

Lanfranc (1010-1089)

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1997

Radix | 64 Pagina's