‘Deze hoop hebben wij als een anker voor de ziel, dat vast en onwrikbaar is en reikt tot in het binnenste heiligdom, achter het voorhangsel. Daar is de Voorloper voor ons binnengegaan, namelijk Jezus...’
Hebreeën 6: 19-20
Hemelvaart als hechtgrond doet hopen
Hoe groot en hoe indrukwekkend een anker kan zijn, kreeg ik al vroeg mee. Dichtbij de vuurtoren op Urk vind je een anker van vijf bij drie meter lang. Als kind heb ik altijd gedacht dat zo’n groot anker wel extra veilig moest zijn. Maar klopt dit wel? Zegt de grootte van een anker eigenlijk wel iets over veiligheid of zegt het vooral iets over de grootte van het schip waarbij het hoort?
Veilig
De manier waarop een anker echt bijdraagt aan de veiligheid is wanneer het een plaats vindt om zich aan te hechten. Een anker dat enkel sleept over de zeebodem zonder daarin houvast te vinden, kan nog zo groot zijn, maar het draagt niet bij aan de veiligheid. Dit idee is ook terug te vinden in Hebreeën. De schrijver spreekt over een anker dat ‘reikt tot in’. Het hier gebruikte woord wordt een vers later vertaald als ‘binnengegaan’. ‘Binnengegaan’ in de zin van een ruimte binnengaan. ‘Reiken tot’ kan bij het lezen zomaar maken dat de nadruk komt te liggen op de afstand die wordt overbrugd. Maar zou hier niet veelmeer bedoeld worden dat het anker houvast heeft gevonden? Dat het anker dus is ‘binnengegaan’ in de grond. De grond om in te hechten, is te vinden achter het voorhangsel in het binnenste heiligdom. Wanneer je ervan uitgaat dat de Hebreeënschrijver spreekt en denkt vanuit de tabernakel, wordt het nog meer beeldend. Mogelijk wordt hier dan gedoeld op de grond die zichtbaar sprak van de verzoening.
De aardbodem dus waarop de tabernakel werd opgebouwd. De aardbodem die we kennen vanuit Genesis als het stof dat genomen werd om daaruit de mens te formeren. Stof dat werd tot levend wezen doordat de Here zijn levensadem inblies. Zo spreekt in het binnenste heiligdom de grond onder de voeten van vernieuwd leven dat mogelijk is door het bloed van de verzoening. Daarin hecht het anker van hen die geloven.
Hoopvol
Deze hechtgrond maakt dat de gelovige mag hopen. Deze hechtgrond kleurt dit hopen met de woorden ‘vast en onwrikbaar’. Hoop richt zich altijd naar voren. Hoop spreekt over datgene wat nu nog niet zo is. Wanneer wij als mensen onderling het woord hoop in de mond nemen, geven we daarmee uitdrukking aan een onzekerheid die wat ons betreft wel zekerheid mag worden.
Bijbelse hoop kent die gerichtheid naar voren ook. Tegelijkertijd is er wel een verschil. Het verschil zit in de zekerheid die samen met de hoop op mag gaan. Zekerheid omdat de Bijbelse hoop niet spreekt over onze verlangens voor de (nabije) toekomst, maar over het verlangen van God. Een verlangen dat we in de Bijbel, en met name in de Hebreeën, tegenkomen als gedane beloften. Beloften waarbij en waaruit door de gelovigen wordt geleefd. Beloften die de schrijver ziet samenkomen in het volbrachte werk van Christus Jezus, die als Hogepriester de hemel is binnengegaan.
Blikrichting
Normaal gesproken wordt een anker uitgegooid in de diepte om daar houvast te vinden. Hier wordt het uitgegooid in de hoogte. Zo wordt met het anker de blik mee omhoog getrokken naar boven. Om dan samen vol hoop te belijden: ‘Ik heb de vaste grond gevonden, waarin mijn anker eeuwig hecht.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 2022
De Wekker | 24 Pagina's