Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Oude Testament en de mogelijkheid van het misverstand

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Oude Testament en de mogelijkheid van het misverstand

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘Alle woord is omringd en bedreigd door de mogelijkheid van het misverstand.’ Met deze woorden opent de hervormde prof. dr. K.H. Miskotte in 1948 een boekje over Bijbeluitleg, Om het Levende Woord. We zijn meer dan zeventig jaar verder, maar de kracht van deze woorden voelen we nog steeds, wanneer we in deze moderne tijd het Oude Testament lezen. Soms is het zo bevreemdend wat je leest, dat je zelfs hoopt dat je het verkeerd begrepen hebt …

De theoloog Miskotte (1894-1976) heeft dit als geen ander aangevoeld: de vreemdheid van de Bijbel, in zijn kwetsbaarheid als boek. Want hij schrijft vervolgens: ‘Het Woord Gods nu, ingegaan in de bestaansvorm van geschreven mensenwoorden, werd mede prijsgegeven aan de dreiging van en de kruisiging door het meest boosaardig of ook meest gemoedelijk misverstand.’ Inderdaad: de Schrift is een kwetsbaar boek, en ook in onze tijd zijn we er getuige van hoe Bijbelteksten (on)bewust misbruikt worden, hetzij ‘boosaardig’, hetzij ‘gemoedelijk’. Het eerste zien we bij hen die stellig verkondigen dat het Oude Testament een dom, achterhaald boek is (op zijn zachtst gezegd); het tweede zien we bij hen die met vrome, hoge taal elke vorm van ergernis aan de Schrift ontkennen of gladstrijken.

De ergernis van de vorm

Zelf heb ik vorig jaar een serie van elf preken uit Leviticus gehouden, en ontdekte zo weer opnieuw het gevaar van het misverstand bij het lezen van het Oude Testament. Wanneer je een moeilijke passage tegenkomt, is er snel de neiging om er of negatief over te oordelen, of het glad te strijken. Wat me echter geholpen heeft is de wijsheid van Miskotte, die benadrukt dat het ‘goddelijke’ van Gods Woord niet in de vorm, in de woorden zelf zit. Want God heeft Zichzelf juist zo vernederd, dat Hij ons Zijn openbaring in eenvoudige mensenwoorden gegeven heeft, woorden die door de cultuur van toen bepaald waren. Wie deze ontlediging (kenosis), deze ergernis, niet ziet of niet wil zien, is volgens Miskotte als iemand ‘die meent, dat aan de kribbe van de Christus toch minstens randen van echt goud moeten blinken, om de echtheid van het heilig Kind althans bij benadering waarschijnlijk te maken’.

En Miskotte merkt op hoe men de Bijbel ten onrechte van een gouden rand voorziet, wanneer bijvoorbeeld in zijn tijd Abraham Kuyper stelt dat er in de Hebreeuwse teksten brokstukken te vinden zouden zijn van een zo allesovertreffende schoonheid, dat deze vorm al iets zou laten zien van de allesovertreffende kwaliteit van de inhoud. Miskotte vindt dat op deze wijze de vorm van de Bijbel te veel geromantiseerd wordt; zoals dat ook door hen gebeurt die te veel een heilige sfeer creëren door een klassieke vertaling, of door hen die het Hebreeuws verheffen tot een soort volmaakte, geniale taal. Miskotte merkt op: ‘De rationalist en de gevoelsgelovige gaan beiden voorbij aan wat ik het nuchtere geheim zou willen noemen van de Bijbel als fragment, kroon en crisis van de oud-oosterse mentaliteit, spiritualiteit en religiositeit.’ Deze zin over het ‘nuchtere geheim’ raakte me. Want inderdaad: tijdens het lezen uit Leviticus ontdekte ik dat mijn worsteling met het Oude Testament vaak te maken heeft met het oud-oosterse karakter van de teksten. En volgens Miskotte is het Oude Testament ‘fragment, kroon en crisis’ van die oud-oosterse mentaliteit en geloofsbeleving. Wat hij daar precies mee bedoelt, werkt hij niet verder uit. Maar ik merk dat, terugkijkend op deze prekenserie, deze drie woorden inderdaad een typering kunnen zijn van Gods diepe afdalen naar ons door een ‘menselijke’ tekst heen. Op dit aspect van Leviticus wil ik nu eerst ingaan, voordat ik ook iets over het goddelijke, het heilige van Leviticus zeg.


‘God heeft Zichzelf zo vernederd, dat Hij ons Zijn openbaring in eenvoudige mensenwoorden gegeven heeft, woorden die door de cultuur van toen bepaald waren’


Fragment, kroon en crisis

Ten eerste heeft het Bijbelboek Leviticus inderdaad iets fragmentarisch. Dit blijkt al direct aan het begin. In de eerste zeven hoofdstukken worden voorschriften gegeven voor het brengen van een vijftal soorten offers: het brandoffer, het graanoffer, het dankoffer, het zondoffer en het schuldoffer. Wat opvalt is dat op sommige details van deze offers zeer nauwkeurig wordt ingegaan, terwijl andere aspecten niet worden uitgelegd, omdat blijkbaar van de lezer verwacht wordt dat hij of zij dat wel begrijpt. Echter: wij als westerse lezers, vele eeuwen later, begrijpen veel onderdelen nu niet meer, en zullen die misschien ook wel nooit helemaal begrijpen. Om een voorbeeld te noemen: de betekenis van de namen van de offers is lang niet altijd zeker. Vergelijk de verschillende Bijbelvertalingen maar eens op dit punt. En naast de namen: ook de betekenissen van de offers ten opzichte van elkaar zijn niet altijd duidelijk. Want wat is nu precies het verschil tussen een zondoffer en een schuldoffer? En de eerste twee offers: wat is de betekenis van het graanoffer ten opzichte van het brandoffer? Wie uit deze wetten een sluitend systeem wil opstellen, loopt onherroepelijk vast. Met deze wetten krijgen we een doorkijkje van wat het voor de Israëliet betekende om te offeren, en daar zijn veel geestelijke lessen uit te leren. Maar daarmee blijft het slechts een fragment van het oud-oosterse leven met de Heere.


‘Wij als westerse lezers, vele eeuwen later, begrijpen veel onderdelen nu niet meer, en zullen die misschien ook wel nooit helemaal begrijpen’


Dat, ten tweede, Gods wetten aan het volk Israël ook de kroon zijn van het oud-oosterse denken, komt mooi uit in hoofdstuk 11, de wetten inzake reine en onreine dieren. Van oudsher gelden in heel het Oude Oosten bepaalde dieren als rein, en bepaalde dieren als onrein. Bij omliggende volken zijn daar hele lijsten van gevonden. Echter, nergens wordt dit zo eenvoudig herleid tot dit dubbele criterium: landdieren mag men eten, als zij maar gespleten hoeven hebben en herkauwen (vers 3). Er volgen nog enkele uitzonderingen (vers 4-8), en dan blijkt deze eenvoudige regel inderdaad het uitgebreide stelsel van reine en onreine dieren exact op formule te brengen. Rein zijn precies die dieren die geschikt zijn om als vee in Israël te houden: koeien, schapen en geiten. En ook de soorten herten die in Israël voorkwamen (Deuteronomium 14 somt op welke dat zijn). Op deze manier werden dieren zoals het varken, het paard of de ezel uitgesloten. Met een heel eenvoudige regel had Israël een scheiding voor eetbaar of niet-eetbaar. Zo zal Israël het ervaren hebben. Het is dus niet voor niets dat Mozes bij het bekendmaken van de geboden tot het volk kon zeggen: ‘Neem ze in acht en doe ze; want dat zal uw wijsheid en uw inzicht zijn voor de ogen van de volken, die al deze verordeningen horen zullen en zullen zeggen: Werkelijk, dit grote volk is een wijs en verstandig volk!’ (Deut. 4: 6).

Leviticus 11 laat ten slotte ook iets zien van de crisis van het oud-oosterse denken. In dat kader is op het tweede deel van hoofdstuk 11, vanaf vers 29, te wijzen. Daar blijkt dat het denken in rein-onrein met betrekking tot dieren tot in het grootste detail doordacht is. Bijvoorbeeld hoe om te gaan met dode dieren. En dan blijkt het ene soort dier onreiner te zijn dan het andere, waardoor er verschillende regels ontstaan voor verschillende graden van onreinheid. Bijvoorbeeld: wat moet er gebeuren met een voorwerp dat in contact gekomen is met een dood dier? Als dat een pot is, en die moet worden stuk geslagen, wat moet er dan met de inhoud van die pot gebeuren? Je voelt de spanning opkomen in hoeverre het leven nog leefbaar blijft, als een bakoven stukgebroken moet worden als ook maar iets van een dood dier er contact mee heeft. Deze uitsplitsing in steeds kleinere ge- en verboden is de aanzet geweest tot het rabbijnse Jodendom, waarin bijvoorbeeld het Misjna-traktaat Techorot deze regels rond reine en onreine dieren haast eindeloos heeft uitgebreid. Vanuit het Nieuwe Testament is deze wetgeving rond reine en onreine dieren gerelativeerd. Te denken valt aan het visioen van Petrus in Handelingen 10, waarin al de dieren door God voor hem rein worden verklaard. En zo worden later in Handelingen 15 op een belangrijke kerkelijke vergadering deze wetten uit Leviticus niet meer opgelegd aan de heidenchristenen. Die mooie wet op rein en onrein, Leviticus 11, de kroon van het oud-oosterse denken op dit gebied, is uiteindelijk toch in de crisis geraakt.


‘Door biddend, wachtend, ootmoedig te luisteren, wil God door deze tekst heen woorden van heil, gericht en vrijspraak doen oplichten’


Deze aspecten van fragment, kroon en crisis kunnen ons op deze wijze helpen om het ‘menselijke’ in het Oude Testament een plaats te geven. We hoeven niet alles glad te strijken, er is ruimte om het oud-oosterse karakter van Leviticus eerlijk te benoemen. Het is het gevolg van het feit dat God zo diep naar ons is afgedaald. Het heeft met Zijn liefde voor mensen te maken.

Kijken en horen

Toch is hier nog niet alles mee gezegd. Want wat tot nu toe besproken is, vat Miskotte slechts samen onder het woord ‘kijken’. Maar door het kijken heen zal het tot een ‘horen’ moeten komen, willen we het Oude Testament helemaal tot zijn recht laten komen. Want Leviticus is geen lege kribbe, maar drager van gesproken woorden ten leven. Dat is immers Gods belofte. God wil dwars door een ‘verre’ oud-oosterse tekst heen dicht bij ons komen, en persoonlijk tot ons spreken. Bij het woord ‘horen’ komt meer het passieve, ontvankelijke, afhankelijke van de gelovige uit, die alleen kan begrijpen als God Zelf het gelezene tot klinken brengt. God heeft in Zijn vrijmacht ervoor gekozen Zich op deze wonderlijke manier aan ons te willen openbaren. Gods Woord is letter én Geest, zien én horen.

Wie open en eerlijk Leviticus doorleest, zal vragen, bevreemding en ergernis bij zichzelf ontdekken. Het punt is nu om bij dit ‘zien’ niet te blijven staan, maar om van daaruit ook inspannend te ‘luisteren’ naar het ritselen van de Geest en het fluisteren van het Evangelie. Door biddend, wachtend, ootmoedig te luisteren, wil God door deze tekst heen woorden van heil, gericht en vrijspraak doen oplichten.

Kijken naar Leviticus is één, luisteren is twee. Door het menselijke en fragmentarische heen spreekt een heilige God tot het kleine, koppige volk Israël. Door liefde gedreven wil Jahwe precies bij dit volk komen wonen, ook in een tent (tabernakel). Als dat werkelijk zou gebeuren, zo beseft ook de oosterling, dan sterft een mens direct. Hoe kan de Heilige te midden van het onreine verblijven? Daarom spreekt Leviticus over wetten aangaande rein en onrein, over offeren om verzoening te doen. Dwars door fragment en crisis van de Thora heen valt te horen hoe Jahwe ook aan westerse lezers vandaag Zijn Naam openbaart als ‘Ik ben de HEERE, Die u uit het land Egypte hebt laten vertrekken, opdat Ik u tot een God ben’ (Lev. 11: 45). Tot zijn volle recht komt het pas in de context van het Nieuwe Testament. Dan blijkt zelfs de kroon van Leviticus nog maar een schaduw van het ware Woord: Jezus Christus, het volmaakte offer. Zijn reinheid overwint: wanneer Hij het onreine aanraakt, raakt Hij niet besmet, maar wordt het aangeraakte juist rein.

De angst voor het misverstand

‘Alle woord is omringd en bedreigd door de mogelijkheid van het misverstand.’ Miskotte maakt terecht duidelijk dat dit ook voor ons begrijpen van het Oude Testament geldt. En zijn antwoord ligt niet in een methode van lezen die deze mogelijkheid van het misverstand definitief weet op te ruimen, alsof we zonder het kijken direct tot het horen zouden kunnen komen. Nee, de moeite, de ergernis blijft, wanneer je Leviticus leest. En dat zal zo blijven. Elke nieuwe prekenserie uit het Oude Testament zal me dus opnieuw angst geven. De angst voor het misverstand. Want als ik kijk, Bijbelschoolzie ik zoveel vreemds, en ik hoor nog lang niet altijd iets. En voor dat horen is steeds weer een wonder nodig, dat zich niet laat afdwingen door goed te kijken, hoe belangrijk dat ook is.

In de kerk zoeken we intuïtief naar een ‘veilige’ methode van lezen, uit angst voor de ergernis, de worsteling, het nog-niet-begrijpen. En uit oppervlakkigheid buigen we de vreemde woorden direct om tot de vertrouwde klanken van ons eigen denken. Maar Miskotte helpt ons om de moeite met een Bijbeltekst niet direct onschadelijk te maken. Laat ons maar worstelen met het fragmentarische, met de kroon en de crisis! Opdat vanuit het zien het gebed groeit: ‘Spreek Heere, Uw knecht hoort.’

Ds. M. Bot is predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Maassluis

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 2019

De Wekker | 24 Pagina's

Het Oude Testament en de mogelijkheid van het misverstand

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 2019

De Wekker | 24 Pagina's