Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Al is het nóg zo donker, er is altijd wel een lichtje’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Al is het nóg zo donker, er is altijd wel een lichtje’

Want u kent de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij omwille van u arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u door Zijn armoede rijk zou worden. 2 Korinthe 8: 9

6 minuten leestijd

Jarenlang moest ze met weinig rondkomen. Ze was vijftien jaar getrouwd met een getraumatiseerde en verslaafde man. Veel van het geld dat binnenkwam ging naar de drank, maar ook naar haar schoonfamilie voor wie ze zorg droeg. Vaak was het de vraag of er die week genoeg eten zou zijn voor haar vier kinderen. Toen ze in de bijstand kwam, voelde Irene Goulooze (76) zich rijk. Ze vertelt over het wantrouwen, de schaamte en haar creativiteit.

‘Mijn man had vaak nachtmerries en nam dan in de kamer een borrel. Door de drank werd hij erg gewelddadig’

Ze benoemt dat het haar oplucht om haar verhaal te delen. Dat deed ze niet eerder in het openbaar. Ze voelde (en voelt) zich zeer bezwaard om aan anderen hulp te vragen, en zegt liever dat ze niet mee kan met het uitje van de vrouwenvereniging dan dat ze aangeeft dat ze er gewoonweg geen geld voor heeft.

Jeugd

Irene groeide op in een naoorlogs gezin met drie kinderen. Haar opa en haar vader, die gemeentearchivaris van be roep was, waren actief bij het Rode Kruis. Irene zelf was bij de jeugdafdeling ervan betrokken. Zo leerde ze al jong oog hebben voor haar mindervalide medemens, wat ze ziet als een belangrijk positief punt van haar opvoe ding. Ze benoemt dat ze zelf ook aan haar kinderen heeft willen meegeven hoe belangrijk het is om actief te zijn als vrijwilliger. Irenes moeder was psychisch ziek, waardoor ze veel angstige situaties meemaakte. Ook moest ze daarom vaak thuisblijven van school om het gezin draaiende te houden. Op haar vijftiende kwam ze van school en ging ze in het zieken huis werken. Omdat ze pas op haar achttiende met de opleiding mocht beginnen, heeft ze drie jaar afge wassen in de afdelings - keuken. “Ik wilde heel graag de zending in, maar mijn moeder was daar furieus op tegen. Ik moest en zou trouwen. Ze heeft me in een huwelijk gedwongen. Mijn man had iets over zich waar ik sinds onze eerste ontmoeting bang voor was. Daarom heb ik verschillende keren geprobeerd het uit te maken, maar dat is door druk van mijn moeder niet gelukt. Hij had zijn dienstplicht vervuld in Nieuw-Guinea en was daardoor getraumatiseerd. Daar was toen weinig over bekend. Hij had vaak nachtmerries en nam dan in de kamer een borrel. Door de drank werd hij erg gewelddadig.”

Irene was niet alleen druk met haar eigen gezin, maar ook met haar grote schoonfamilie die vlakbij woonde. Haar man was de oudste van elf, zijn moeder was overspannen en Irene sprong bij waar ze kon. Van de oude T-shirts van haar schoonzussen maakte ze ondergoed voor de oudste kinderen, die inmiddels naar de kleuterschool gingen. Niemand had in de gaten hoe ernstig Irenes situatie was. Ze had wel collega’s en vriendinnen van voor haar trouwen, maar die werkte haar man binnen mum van tijd de deur uit. De alcoholproblemen speelden voornamelijk ’s avonds en ’s nachts, waardoor ook de familie geen zicht had op de omstandigheden. Alleen haar schoonvader had het door, maar die overleed tot Irenes spijt al vroeg.

De leefgemeenschap

Het was een psychiater die Irene uiteindelijk vertelde: Jullie moeten uit elkaar, anders ga je eraan onderdoor. Haar familie en schoonfamilie wilden gelijk niets meer van haar weten. Dat gold ook voor de kerkelijke gemeente waar het gezin toe behoorde. In de jaren ’80 kwam een scheiding veel minder voor dan nu – mensen wisten niet hoe ze met Irene om moesten gaan. Irene en haar kinderen verhuisden van de ene naar de andere plek. Uiteindelijk is zij, omdat de situatie erg bedreigend was, min of meer gevlucht naar een sektarische leefgemeenschap. Die voelde in eerste instantie heel warm en geborgen aan. Wel moest ze haar bijstandsuitkering volledig afgeven aan de leefgemeenschap. Drie van haar vier kinderen gingen naar de privéschool van de leefgemeenschap, maar haar kinderbijslag was zeker niet toereikend om dat te betalen. Daarom moest ze geld lenen bij vrienden. Hierdoor bouwde ze een schuld op. Na een verblijf van een jaar in de gemeenschap kreeg ze een huis in Steenwijk toegewezen, waar ze met de jongste twee kinderen ging wonen. Ze ontving vanaf toen weer een bijstandsuitkering. De oudste twee kinderen bleven tot haar verdriet in de leefgemeenschap. Na acht jaar maakte Irene zich definitief los van de gemeenschap en begon ze een nieuw leven in Kampen. Daar pakte haar jongste zoon een ochtendkrantenwijk op. Om vier uur uit bed om op tijd op school te komen, dat viel zeker in de winter niet mee. Irene deed er tien jaar over om haar schulden terug te betalen. Ze had het gevoel weinig te kunnen doen voor haar kinderen. “Het was niet mogelijk eens iets extra’s te kopen. Gelukkig kregen we soms eind december € 50,- van de diaconie. Dan kocht ik iets moois, of liet ik mijn zoon iets kopen dat hij graag wilde hebben. Ook kregen we jarenlang een kerstpakket van de bijstand met wat praktische producten. Het was elke keer weer een feestje om dat uit te pakken! Ons motto is: kijk niet naar wat er niet is, maar kijk naar wat er wel is.”

“23 jaar bijstand is 23 jaar vernedering”, schreef Irene boven het laatste formulier dat ze bij de bijstand inleverde voor ze onder de AOW viel. Ze heeft deze overgang als een bevrijding gevierd. “Ik deed 25 jaar lang vrijwilligerswerk in verschillende landen: Israël, Ghana, Oekraïne … Dat deed ik drie maanden per jaar. De andere maanden waren gevuld met vrijwilligerswerk in een verpleeghuis en een dagopvang voor psychiatrische patiënten. De bijstand in ons land is een gunst, daarom vind ik het een plicht je voor de maatschappij in te zetten. Toch bekeek de sociale dienst van de gemeente me met veel wantrouwen.”

Kerstbeleving

“Ik heb een ontzettend mooi, zinvol, wonderlijk en gelukkig leven gehad. Het was niet makkelijk, maar: al is het nog zo donker, er is altijd wel een lichtje. Juist als het zo moeilijk is, zie je dingen waar mensen die het minder moeilijk hebben, misschien geen oog voor hebben. Een vriendelijke blik. Iets moois in de natuur. Wonderlijk. Zou je dan niet in God geloven?” Nog altijd

draait Irene ieder dubbeltje om, ook al is het nu niet meer per se nodig. “Dat is nu eenmaal mijn aard”, zegt ze. Daarom is het ook mogelijk voor haar om een gezin uit Oekraïne te adopteren. Ze heeft regelmatig contact met het gezin. “Het is zaliger te geven dan te ontvangen”, zegt Irene. “Daarom voelt het soms zo wanhopig om financieel niet behulpzamer te kunnen zijn.” Over het kerstfeest zegt ze: “Het gaat om een persoonlijke beleving, niet om commerciële overvloed. Op deze manier heb ik altijd Kerst met de kinderen gevierd.”

‘De bijstand in ons land is een gunst, daarom vind ik het een plicht je voor de maatschappij in te zetten. Toch bekeek de sociale dienst van de gemeente me met veel wantrouwen’

‘Ons motto is: kijk niet naar wat er niet is, maar kijk naar wat er wel is’

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 2020

De Wekker | 24 Pagina's

‘Al is het nóg zo donker, er is altijd wel een lichtje’

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 2020

De Wekker | 24 Pagina's