Roeping, ongehoorzaamheid, bekering
Lezen: Ester 4
In het boek Ester wordt doorlopend gefeest. De boekrol van Ester wordt ook ‘feestrol’ genoemd. Het boek begint met een feest, georganiseerd door koning Ahasveros, en het eindigt met een feest, het Joodse Poerimfeest. Daartussenin worden er voortdurend feestmaaltijden aangericht. Hoofdstuk 3 eindigt met een drinkpartij van Ahasveros en Haman. In groot contrast met de rest van de residentie Susa, waar paniek is uitgebroken na de bekendmaking van de Wet van Haman die op de 13e dag van de 12e maand van kracht zal worden. Dan mogen alle Joden worden uitgeroeid.
Het contrast tussen het paleis en de straat wordt zichtbaar in de feestende koning en de rouwende Mordechai, waar hoofdstuk 4 mee begint. Rouwende onderdanen is het verboden om in het paleisgebied te komen. De koning wordt zorgvuldig afgeschermd van enige vorm van verdriet of pijn. Het zou zijn welbevinden verstoren. Hij leeft in een schijnwereld van eten, drinken en vrolijkheid.
Dat geldt ook voor koningin Ester. Zij is totaal niet op de hoogte van wat er in het land gebeurt. Dat blijkt wel als ze via haar dienaressen te weten komt dat haar neef in gescheurde rouwkleding rondloopt. Ze laat hem een stel nieuwe kleren bezorgen en denkt het probleem op die manier verholpen te hebben! Er zit ook iets van een reprimande in: hij weet toch wel dat hij zich in rouwdracht niet bij het paleis mag vertonen?
Esters weigering
Als haar poging om Mordechai te ‘bekeren’ op niets uitloopt, stuurt Ester haar persoonlijke rechterhand Hatach erop uit om van Mordechai te vernemen wat er aan de hand is. Die krijgt van Mordechai een afschrift van de Wet van Haman mee. Het lijkt erop dat Ester die wet nu voor het eerst ziet! Zo verneemt ze van de aanstaande uitroeiing van de Joden. Ook krijgt ze de opdracht van Mordechai om naar de koning te gaan om hem om zijn genade te smeken en voor de Joden te pleiten.
Je zou denken dat het nieuws van de plannen van Haman bij Ester inslaat als een bom. Dat ook zij in rouwkleding zal gaan en groot misbaar zal maken. En dat ze natuurlijk meteen naar de koning zal gaan.
Zo gaat het echter niet. Het heeft de nodige moeite gekost om Ester zover te krijgen om de redder van haar volk te zijn. In eerste instantie weigert ze te gaan! Ze heeft alleen oog voor haar eigen lijfsbehoud. ‘Iedereen weet dat er maar één wet bestaat voor degene die zonder ontboden te zijn naar de koning gaat: doden!’ (vers 11). En ze acht de kans dat ze toch toestemming krijgt nihil. Ester is overigens niet de enige die in eerste instantie onwelwillend tegenover een roeping van God staat. Bijvoorbeeld Mozes en Jona zijn ook niet meteen bereid.
Mordechais reactie
Daarop reageert Mordechai met een beroemd geworden antwoord, dat bestaat uit een bedreiging en een suggestie (vers 13/14). ‘Beeld je maar niet in dat jij zult ontsnappen in je koninklijk paleis, als enige van alle Joden. Ja, als jij doodstil blijft, op dít moment, zal er ruimte en bevrijding voor de Joden komen vanaf een andere plaats. En jij en jouw familie zullen omkomen.’
Mordechai houdt Ester voor: Als jij je verantwoordelijkheid nú niet neemt, dan zal het precies anders gaan dan nu dreigt te gebeuren: dan overleef jij het niet, omdat God jóú zal straffen, en het Joodse volk zal Hij zeker redden. Die ‘andere plaats’ waar redding voor de Joden vandaan zal komen, als het niet via Ester uit het paleis komt, is bij de Here vandaan. Mordechai belijdt zijn onwrikbaar vertrouwen op God. Mordechai en Ester staan in dit hoofdstuk tegenover elkaar als gelovige tegenover ongelovige.
Mordechai verbindt aan zijn bedreiging een suggestie: ‘Wie weet, ben jij voor juist deze tijd tot het koningschap gekomen!’
Het is kenmerkend voor het boek Ester dat nergens expliciet de naam van God genoemd wordt. Dat heeft in de geschiedenis regelmatig de vraag opgeroepen of dit boek wel in de Bijbel opgenomen moet worden. Bekend is bijvoorbeeld dat Luther moeite met Ester had. Ook wordt nergens een gebeurtenis expliciet als het gevolg van het handelen van God benoemd. Het taalgebruik is versluierend. Maar de goede verstaander begrijpt. Met ‘de plaats’ waarvandaan de redding voor de Joden alleen maar kan komen, wordt de woonplaats van de Here bedoeld. En op de vraag ‘wie weet …’ kan het antwoord alleen maar zijn: de Here. Hij is de Alwetende. Hij is aan het werk. Hij heeft ervoor gezorgd dat Ester met het oog op de dreigende uitroeiing van de Joden koningin is geworden. Zij is de juiste vrouw op het juiste moment op de juiste plaats.
Mordechai bepaalt Ester bij haar verantwoordelijkheid en waarschuwt haar daar niet voor weg te lopen.
Zelfopoffering
Mordechais dreigement en suggestie trekken Ester over de streep. Ze gaat de wet overtreden. Ze weet wat dat voor haar voorgangster Vasthi heeft betekend. Ze heeft geen enkele garantie vooraf dat de koning haar gunstig gezind zal zijn. Ze verwoordt het met wat tot gevleugelde woorden zijn geworden: ‘Kom ik om, dan kom ik om.’ Enkele eeuwen later betuigde een hogepriester (Kajafas): ‘Het is beter dat één mens sterft voor het volk, dan dat het hele volk verloren gaat.’ Zonder dat hij het zelf besefte waren het profetische woorden. Hij sprak ze uit betreffende de roeping van de Here Jezus Christus.
Esters bekering
Hoofdstuk 4 eindigt zoals het begon. In een boek dat bol staat van het eten, drinken en feesten begon hoofdstuk 4 met een rouwende en jammerende Mordechai. Het hoofdstuk eindigt in dezelfde sfeer, met een driedaagse vastenperiode, een vasten om Ester.
En tegelijk is er een groot verschil tussen het begin en het einde van dit hoofdstuk. Het eindigt met een andere Ester dan waarmee het begon. Ester is bekeerd. Haar natuurlijke impuls tot zelfbehoud heeft ze leren loslaten en ze heeft haar roeping van Godswege begrepen: Ik ben op dit moment de aangewezen persoon op de juiste plaats om mezelf op te offeren tot redding van velen.
Worden de volgelingen van Jezus niet daartoe geroepen, om mensen te zijn die op het juiste moment op de juiste plaats niet kiezen voor zichzelf en zichzelf handhaven, maar zichzelf verloochenen?
GESPREKSVRAGEN
Zoals er een grote kloof is tussen het paleisleven van Ahasveros en het leven van de gewone burger lijkt er ook een kloof te bestaan tussen hemel en aarde. Hoe gaat u om met de aanvechting dat God geen weet heeft van ons menselijk geploeter? Welk antwoord geven psalmen als Psalm 13 of Psalm 44 op deze vraag?
Waarop baseert Mordechai zijn stellige overtuiging die hij in vers 14 verwoordt?
Lees Markus 8: 31-35. Leg Esters aanvankelijke reactie op haar roeping naast die van Jezus op Zijn roeping. Waartoe roept Jezus Zijn volgelingen? Lees hierbij Romeinen 12: 1.
Vertel elkaar eens over een situatie waarin een ‘Mordechai’ jou erop wees dat je je verantwoordelijkheid moest nemen. Anders geformuleerd: wanneer en waartoe kwam er een roeping van Godswege op je af?
Hoe vindt u Esters woorden: ‘Kom ik om, dan kom ik om’ (vers 16) klinken? Fatalistisch? Berustend? Resoluut? Gelovig? Misschien nog anders?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 2022
De Wekker | 28 Pagina's