Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De eeredienst niet gediend door de „liturgische beweging"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De eeredienst niet gediend door de „liturgische beweging"

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(III)

Ds J. H. Gerretsen, van wiens brochure „Liturgie" wij een vorig maal een overzicht gaven, wist ook bij anderen interresse voor den eeredienst te wekken.

Op den voorgrond traden — om een paar namen te noemen — Van Gheel Gildem.eester, Cramer, Welter, Mej. van Woensel Kooy, Obeiman en Creutzberg.

In de Kloosterkerk te Den Haag werden „liturgische diensten" gehouden.

De zoojuist als laatste genoemde, Oeutztaerg, was als predikant in IJmuiden erin geslaagd een nieuwe kerk te doen bouwen naar de door hem verworven liturgische inzichten. Deze stonden vooral onder invloed van het Anglikanisme. De preekstoel kwam terzijde te staan. En in de „liturgische ruimte", waarop de Hjnen van het gebouw uitliepen, stond het altaar ofwel de Avondmaalstafel centraal.

In 1920 leidde Creutzberg den bouw van de Diiinoordkerk te Den Haag. Hij werd daar in Decemher 1920 als predikant bevestigd. Langen tijd, tot in den laatsten oorlog, toen het met den grond gelijk gemaakt is, was dit gebouw het centrum van de liturgische beweging in ons land, voorzoover het de hervormden betreft.

Kort na 1920 wist Creutzherg een „Liturgischen Kring" in het leven te roepen. De ziel daarvan werd Prof. Dr G. v. d. Leeuw, hoogleeraar in de vergelijkende godsdienstwetenschap te Groningen (minister van Onderwijs is het kabinet Schermerhom). Dit was een studiekring. Maar toch zette men voorop de bedoeling om aan de Ned. Herv. Kerk een voorbeeld van een goede liturgie aan te bieden.

Zij is zeer actief geweest. Diat blijkt uit het uitgeven van een reeks „Liturgische Handboekjes", waarin allerlei ontwerpen werden gegeven en toegelicht.

In 1931 verschijnt van de hand van Dr van de Pol (sindsdien tot Rome overgegaan) een werkje onder den naam „Liturgie", dat hijzelf in zijn in 1948 uitgegeven boek „Het Christelijk dilemma Katholieke Kerk-Reformatie" noemt de uitdrukking van wat de Liturgische Kring zich aan inzichten had verworven. De invloed van het Anglikanisme is inmiddels toegenomen.

In 1933 worden enkele denkbeelden neergelegd in het rapport „Het Wezen van den Eeredienst", dat de daartoe ingestelde commissie van de pas opgerichte vereeniging „Kerkopbouw" uitbracht.

In 1934 volgt het „Handboek voor den Eeredienst in de Ned. Herv. Kerk"; waarbij werd gevoegd een ontwerp „Hoogdienst", dat opgebouwd is op de vooronderstelling, dat iedere Zondagmorgendienst Avondmaalsdienst, eucharistische dienst is.

Sinds eind 1933 (en opnieuw sinds de bevrijding des lands) verschijnt „Het Jaar onzes Heeren", waarin de liturgie wordt gegeven voor het heele kerkelijke jaar.

Ook op andere manier is de Liturgische Kring belangstelling gaan wekken. Naast hem werd ongeveer 1935 „De Liturgische Vereeniging" opgericht, die elk jaar te Hemmen conferenties belegt.

Tegen 1939 rezen onderling moeilijkheden. Het werd al duidelijker, dat men soms in conflict moest komen • met de liturgische vruchten van de hervorming in de 16e eeuw. Sommigen wilden dan ook desnoods de reformatciische inzichten op bepaalde punten prijsgeven om dan over de reformatie heen terug te grijpen naar de oudchristehjke Kerk. Dit had tot gevolg, dat Dr O. No o r dm an's zijn boek „Liturgie" op tafel bracht. Een boek waarvan Dr v. d. Pol in zijn „Het Christelijk dilemma" zegt, dat het kwam als een beeldenstorm. Het antwoord erop van Prof. van der Leeuw en Dr van de Pol, evenals de dupliek van Noordmans, werd gebundeld in „Liturgie in de crisis". Wat zei Noordmans?

Wat zei Noordmans? In de eerste plaats, dat wij er niet maar eenvoudig van mogen uitgaan, dat vidj de schatten van de oude Kerk weer moeten opdelven. Wie immers geeft de grens tusschen de oude Kerk en de Roomsche precies aan? Bovendien doet men dan onrecht aan de reformatoren.

Wij m.oeten immers op de Schrift teruggrijpen. En de Reformatie is een teruggaan op den Bijbel geweest. De reformatoren hebben er zich wel degelijk rekenschap van gegeven, dat zij zich niet op de oudheid, maar op de waarheid beriepen.

De Reformatie ging niet uit, zooals de liturgische beweging dat wil, „van een haxmonisch geheel, een stelsel van woorden, symbolen, gestes, geluiden, die samen de ontmoeting van de hemelsche en de aardsche kerk dramatisch opvoeren". „In den protestantschen eeredienst passen de dingen ook niet bij elkaar in een logisch verband". „Elk der deelen rust op een afzonderlijke wilsuiting van God".

Diaarom maakt hij groot bezwaar tegen het sacramenteel-maken van den heelen eeredienst. En dan natuurlijk ook tegen de daarachter liggende verhouding tusschen Woord en sacrament, zooaJs deze gesteld wordt door de liturgische beweging.

Het sacrament geeft zijns inziens niet iets boven het Woord. Het verrijkt niet, maar verarmt. De sacramenten hebben immers betrekking op de uitersten (de eschata; een geliefde barthiaansche term! zooals het heele boek va, n Noordmans trouwens wel duidelijk blijk geeft van barthiaansche invloeden. G. van R.) van het leyen: de geboorte en den dood; de erfzonde en de offerande van lichaam en bloed. En daarom is het sacrament „tot op zekere hoogte in onderscheiding van het Woord, het Evangelie, een aanwijzing daarvan, dat de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt en dat (ïod toch door een zeer bijzondere genade door teeken en zegel bevestigt, dat Hij hem niet zal laten omkomen". „Het eschatologische van het Woord is ruimer en algemeener van strekking dan dat van Doop en Avondmaal". En daarom ligt in het Woord de mogelijkheid van de ontmoeting met God buiten onszelf. De eenheid der liturgie wordt door de liturgische beweging gezocht in wat neerkomt op de gedachte dat de eeredienst een soort verlenging is van de Incarnatie, de Vleeschwording des Woords. Maar, zegt Noordmans, wij moeten niet verwarren voortzetting en toepassing van die Vleeschwording. Voortzetting is niet mogeüjk. De Incarnatie geschiedde slechts eenmaal. Toepassing niet. En die is er in het werk des Geestes. „En als Woord en geloof daarbij op elkaar betrokken worden, valt de gedachte aan cultische verlenging geheel weg".

Inderdaad staat in het centrum van den eeredienst het offer. Maar niet zooals de liturgische beweging het stelt. Het ware offer is niet iets dat van beneden naar boven vlamt, maar van boven naar beneden. „En het Evan.gelie is daarvoor de eigenlijke naam".

Want we moeten altijd bedenken, „dat het Evangelie als het hoofdbegrip van de prediking, in de plaats gekomen is van het offer, de voornaamste handeling van den heidenschen en Joodschen cultus". „De prediking en niet het Avondmaal staat in de plaats van het cultisch offer". Dit Woord mag in de liturgie niet worden gevangengenomen.

Omdat er geen afgeronde liturgie is, die één geheel vormt, en wij naoeten afwijzen als zou de liturgie met al haar deelen sacramenteel zijn, kunnen wij niet zoomaar zeggen, dat God er is als wij ook in de Kerk zijn. Wij kunnen „niet zeggen — het zij met eerbied gezegd — dat God ook naar de Kerk gaat als wij er naar toe gaan". „De tegenwoordigheid Gods is een antwoord op het geloof". „Daarmee is het moeilijke, zoo men wil het hachelijke van een Hervormde godsdienstoefening uitgesproken''.

In 1940 verscheen het werk van Van. der Leeuw, „Liturgiek", de neerslag van de denkbeelden van deze leidende figuur in de liturgische beweging. Wij komen op dit boek wel nader terug.

In 1941 kwam de Liturgische Kring met een nieuw ontwerp, „Orde van den Eeredienst".

Rest ons nog te zeggen, dat sinds 1945 verschijnt „Kerk en Eredienst, Ned. Hervormd Tijdschrift voor Liturgie", waarvan Van der Leeuw verantwoordelijk redacteur is en waaraan heel wat figuren uit en ook van bulten de Liturgische beweging meewerken.

Tenslotte memoreeren wij, dat men van wat men noemt het herstel van den eeredienst heel wat verwacht.

Allereerst hier in ons land. Men ziet in het reformeeren van de liturgie den grondslag voo^r de reformatie van heel het leven der Hervormde Kerk. Vandaar dat men ten volle geïnteresseerd is bij de reorganisatie-pogingen. Wij zagen dat al in het rapport van de eonxooissie voor liturgie van de vereeniging „Kerkopbouw" uit 1933. De Hervormde Synode heeft een Raad benoemd, die een nietiwe, algemeen-aanvaarde liturgie moet opstellen. Dlaarin hebben zoowel menschen uit de liturgische beweging als ook tegenstanders zitting. Dr van de Pol, in zijn „Christehjk dilemma", ziet hierin het voordeel, dat nu ook anderen zich moeten gaan interesseeren voor de liturgische vraagstukken, maar het nadeel dat samengewerkt moet worden met een meerderheid die er vóór alles op uit is om de reformatorische beginselen en vormen zoo zuiver mogelijk te handhaven. Hij vreest dat men hiertegen niet opgewassen zal zijn. En dat het resultaat zal wezen, dat het ideaal van „een werkelijk herstel der Liturgie van de „Algemeene ChristeUjke Kerk", doordat de meerderheid der hervormden reformatie en conventie met elkaar vereenzelvigen" niet bereikt zal worden. „Dan zou de liturgische beweging in den grond van de zaak mislukt zgn".

Ook leeft men hartelijk mee met de „oecumenische beweging". Na de oecumenische conferentie „For Faith and Order'' (geloof en kerkorde) van 1937 te Edinburg werd een commissie ingesteld voor „Ways of Worship", die den eeredienst onder de loupe had

te nemen; alsmede een commissie voor de „kerk" voorzitter Van der Leeuw. Beide commissies hebben nauw samen te werken, was de opdracht. Deze instanties hadden dan ook studiemateriaal te leveren voor een volgende wereldconferentie. Hieruit blijkt, dat de zaak van kerk en eeredienst in het centrum, van de „oecumenische" belangstelling staat. De gedachte aan een universeele wereldkerk steekt al meer de kop op. En daarom zoekt men ook naar eenheid van de Kerk in leven en in eeredienst.

Nog eens, vrij leven kerkehjk niet op een eiland. Daarom zullen wij deze „beweging", gezien haar verbanden en verwantschappen met de roering in ons land en over de geheele wereld, nauwkeurig moeten volgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juli 1949

De Reformatie | 12 Pagina's

De eeredienst niet gediend door de „liturgische beweging

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juli 1949

De Reformatie | 12 Pagina's