Is mijn geloof wel goed genoeg?
Ik twijfel zo vaak aan mijn geloof, of dat wel goed genoeg is. En als ik anderen hoor praten over hun vaste vertrouwen, dan maakt dat mijn twijfel groter. Zestiger, getrouwd, kinderen en kleinkinderen; nog werkzaam; heeft vaker last van depressieve gevoelens.
Je kunt op twee manieren over geloof spreken: het geloof dat en het geloof waarmee je gelooft. Het geloof dat je gelooft is bijvoorbeeld verwoord in de twaalf artikelen. Daarin staat wie de drie-enige God is en wat Hij doet.
Het geloof waarmee je gelooft is een instrument, meer niet (art. 22 NGB zegt het onder meer zo). Het is als een kopje waaruit je koffie drinkt. Je kunt een antiek verguld 19e -eeuws kopje gebruiken, maar ook een papieren bekertje van 5 cent; de koffie die je binnenkrijgt, is dezelfde.
Over dat ‘geloof waarmee’ gaat het in Hebreeën 11. Een hele rij ‘geloofshelden’ komt voorbij. Maar dan staat er niet: ‘Kijk eens hoe geweldig hun geloof was.’ Nee, Hebreeën wijst op wat dat geloof deed, liever gezegd: wat God deed (het ‘geloof dat’). God deed wat Hij had beloofd. De Voorhoevevertaling vertaalt Hebreeën 11: 11 zo (en betrekt het vers op Abraham): ‘Door het geloof ontving hij, hoewel Sara zelf onvruchtbaar was, kracht om te verwekken, en dat boven de bepaalde leeftijd, omdat hij Hem trouw achtte die het beloofd had.’ God is betrouwbaar; dat is wat het geloof zegt. Hoe weet het geloof dat? Door te geloven.
Door op het ijs te gaan staan, weet je dat het ijs houdt. Je zegt niet tegen iemand: ‘Wat kun jij goed over het water lopen.’ Nee, iemand die over het ijs loopt, zorgt daar niet voor, het ijs doet dat. Zo is het met geloven. Ons geloof draagt ons niet; God draagt ons.
Geloven is: je laten dragen. Geloven is ook: lopen. Net als gewoon lopen, leer je dat met vallen en opstaan. Het oude avondmaalsformulier zegt: ‘Door ons leven buiten onszelf in Jezus Christus te zoeken, belijden wij dat wij midden in de dood liggen. Wij vinden in onszelf veel ellende en gebreken. Ons geloof is niet volkomen en wij dienen God niet met de toewijding die wij Hem verschuldigd zijn. Dagelijks hebben wij met de zwakheid van ons geloof en de boze lusten van ons vlees te strijden.’
God weet wat maaksel wij zijn (Psalm 103). Nog een keer het avondmaalsformulier: ‘Opdat we vast zouden geloven dat we tot dit verbond behoren, nam Jezus een brood en brak het en gaf het aan Zijn discipelen.’ Ons geloof is zwak. Daarom heeft het versterking nodig.
We zullen nooit zeggen: ‘Was mijn geloof maar zo sterk dat ik God niet nodig had.’ Geloven betekent dat je toegeeft dat je God nodig hebt om te geloven. Wat Christus heeft gedaan, kunnen wij niet; dat geloven kunnen wij ook niet. Maar God wil het geven. ‘Hij, die het al heeft in Zijn hand, houdt ook ons zwak geloof in stand’ (Gezang 21 LvK).
Hebt u een pastorale vraag voor deze rubriek?
Mail naar agdobbe@dewekker.com.
U blijft anoniem.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 2024
De Wekker | 20 Pagina's