Lazarus wakker maken
Over doden opwekken door Jezus en door ons
In wonderen geloven is niet gemakkelijk. Zeker niet bij nuchtere Hollanders. Het moderne wereldbeeld ontkent de mogelijkheid van wonderen en onze moderne geest is er te sceptisch voor. ‘Ik sta liever met beide benen op de grond’, hoorde ik een gelovige in mijn omgeving eens opmerken, toen dit thema ter sprake kwam.
Thongdie
Ook Thongdie stond liever met beide benen op de grond. Een eenvoudige moeder van acht kinderen in een klein dorpje in Laos. Ze is veertig jaar oud en kan niet lezen of schrijven. Toch begint haar oude leven te wankelen wanneer ze door een evangelist het Evangelie van Jezus hoort, en tot geloof komt. Ze vindt een onuitsprekelijke vrede bij God, maar haar man en de mensen uit het dorp accepteren dat niet. Haar man verlaat haar, en de medicijnman van het dorp wordt opstandig. Want de voorouders moeten aanbeden worden, en niet Jezus!
De spanningen komen tot een climax als in het dorp een meisje van drie jaar overlijdt. De medicijnman wordt erbij geroepen, maar kan niets doen. Dan loopt het dorp uit naar Thongdie, want zou haar God niet kunnen helpen? ‘Als de God van de christenen haar weer levend maakt, zullen we allemaal in God geloven!’ roept iemand uit de menigte. En Thongdie staat te trillen op haar benen. Zij kan toch geen wonder doen? Maar ze laat de andere christenen uit de omgeving halen, en ze pakken een Bijbel. Ze laat Johannes 11 lezen, de opwekking van Lazarus. En ze gaan bidden. Maar er gebeurt niets. Tot uren later, wanneer het meisje inmiddels 13 uur dood is, en verstijfd en koud. Thongdie sluit dan opnieuw haar ogen en spreekt dit eenvoudige gebed uit: ‘Omwille van uw naam, Heer. Amen.’ Na dat gebed opent het meisje haar ogen, huilt, en wordt weer warm. Ze leeft, en wordt aan de ouders teruggegeven.
En de dorpelingen? Thongdie vertelt later aan Jan Pit (1941-2008), een Nederlandse zendeling die in Laos werkte: ‘Slechts enkelen zijn tot bekering gekomen. Ze zeiden wel allemaal dat ze zouden gaan geloven in onze God, maar na een paar dagen kwamen ze al op hun woorden terug.’ In het boek dat Jan Pit over de christenen in Laos schreef, mijmert hij vervolgens: ‘Vreemd toch. Als je zoiets meemaakt, dan kan je er toch niet omheen? Maar de mensen in het dorp konden er wel omheen. Ze erkenden de kracht van Thongdie’s God, maar gingen toch weer terug naar hun eigen goden en geesten’ (zie het boek: Jan Pit, Sterren onder de Wolken, hoofdstuk 5).
Lazarus
Wie van dichtbij meemaakt dat iemand uit de doden opgewekt wordt kan er niet omheen, maar toch ook weer wel. Dat was in Laos zo, dat was ook in Betanië zo, bij de opwekking van Lazarus. Om die dodenopwekking kon niemand heen, maar toch wel. Zo diep en krachtig kan ongeloof zijn, en het verzet tegen Jezus’ komst. Want juist na dit wonder lezen we van de farizeeën: ‘Vanaf die dag overlegden ze hoe ze Hem zouden doden’ (vs. 53). Dat is dus blijkbaar wat wonderen doen: ze openbaren ongeloof. Er is ergernis in omdat er blijkbaar ergernis is in de grootheid van God. De grootheid van God die al het menselijke denken openbreekt en te kijk zet, en ons Zijn heerlijkheid doet zien als enige waarheid. Al is ongeloof openbaren gelukkig niet het doel van wonderen, het laat wel zien dat over elk wonder van God hier op aarde nog de schaduw van het kruis ligt.
Wat wel het doel van wonderen is, is in het verhaal van Lazarus’ opwekking duidelijk: geloof opwekken in Hem die het wonder doet: Jezus. Jezus zegt immers aan het begin van het verhaal tegen de leerlingen: ‘Lazarus is gestorven, en om jullie ben Ik blij dat Ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof komen. Laten we dan nu naar hem toe gaan’ (vs. 14-15). En zie ook het gebed dat Jezus bidt bij het graf: ‘Vader, Ik dank U dat U Mij hebt verhoord. U verhoort Mij altijd, dat weet Ik, maar Ik zeg dit ter wille van al deze mensen hier, opdat ze zullen geloven dat U Mij gezonden hebt’ (vs. 41-42). En gelukkig is er naast tegenstand ook geloof op het wonder: ‘Veel Joden die naar Maria toe gekomen waren en gezien hadden wat Jezus deed, kwamen tot geloof in Hem’ (vs. 45). In deze geschiedenis worden zo de leerlingen en de omstanders alvast geoefend om het ongelofelijke te leren geloven, namelijk dat straks ook Jezus zelf zal sterven, maar toch opgewekt zal worden uit de dood. En ook geoefend om de volgende stap te leren geloven: als Jezus uit de dood zal worden opgewekt, dan zal ook voor Zijn volgelingen de dood niet het laatste woord hebben. Jezus rekt dat elastiek door het Maria indringend te vragen, nog voor Lazarus is opgewekt: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in Mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?’ (vs. 25-26). En als modelgelovige antwoordt ze: ‘Ja, Heer, ik geloof dat U de Messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen.’ Zo wordt een geloof in wonderen verbonden aan het geloof in de Messias. Als God komt om Israël te verlossen, zal die verlossing volledig zijn: zonde en zelfs de dood zullen moeten wijken. De dood kan dan zelfs zo klein gemaakt worden, dat een dodenopwekking eigenlijk ook niet meer is dan iemand wakker maken. Jezus zegt immers tegen de leerlingen, wanneer zij richting Betanië gaan: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, Ik ga hem wakker maken’ (vs. 11). Wat een wonder en wat een feest dat Messias Jezus naar onze wereld is gekomen!
Incidenteel
Wat vreemd dan eigenlijk dat wij opkijken van een opwekking uit de dood. Of daar sceptisch tegenover staan. Of er niet in kunnen geloven. Een dergelijk kritische, afstandelijke houding zou misschien nog te begrijpen zijn als het Bijbelse getuigenis ook slechts incidenteel en slechts aan de rand over opstanding uit de dood zou spreken. En oppervlakkig gezien lijkt dat ook zo. Want wanneer wordt er in de Bijbel nou iemand uit de dood opgewekt? In het Oude Testament kom je het toch alleen tegen bij de profeten Elia en Elisa (de zoon van de weduwe van Sarefat, de zoon van de Sunamitische, en een onbekende bij het graf van Elisa)? En in het Nieuwe Testament schiet ons misschien naast Lazarus nog het dochtertje van Jaïrus te binnen, en de jongeling te Naïn. En in Handelingen Eutychus, de jongen die tijdens Paulus’ preek uit het raam viel, en Dorcas. Uit de duizenden bladzijden van de Bijbel zijn dit dan toch slechts incidenten?
Toch is dat kleingelovig Bijbellezen. Want is God in het Oude Testament vanaf bladzijde één niet een God van leven? Een God die een wereld geschapen heeft waarin het wemelt en krioelt van leven? En na de intrede van de dood in de wereld (Gen. 3), spreekt God direct beloftes van leven, en geeft leven. En vanaf de eerste aartsvader van Israël doet God herleven, als Hij in de ‘dode schoot’ (Rom. 4:19) van Sara toch nog leven geeft. Paulus merkt dan op dat Abraham toen al geloofde in een God ‘die de doden levend maakt en in het leven roept wat niet bestaat’ (Rom. 4:17). Ver voor Elia en Elisa toont God zo al Zijn wezen: een God van wonderen, een God van leven! En dat ligt maar niet aan de rand van het oudtestamentische getuigenis, maar is er de kroon van. We zien het bij de profeet Ezechiël, wanneer hij een visioen ziet van een dal vol dorre doodsbeenderen. Dat dal blijkt voor God geen punt maar een komma, want de beenderen krijgen vlees en komen opnieuw tot leven! (Ezech. 37). En deze les moet Ezechiël dan aan Israël profeteren: ‘Dit zegt God, de HEER: Mijn volk, Ik zal jullie graven openen, Ik laat jullie uit je graven komen en Ik zal jullie naar het land van Israël brengen. Mijn volk, als Ik je graven open en jullie uit je graven laat komen, zullen jullie beseffen dat Ik de HEER ben.’ Hoe bijzonder zijn deze woorden in vervulling gegaan als we bij het sterven van Jezus aan het kruis lezen: ‘De graven werden geopend en de lichamen van veel gestorven heiligen werden tot leven gewekt; na Jezus’ opstanding kwamen ze uit de graven, gingen de heilige stad binnen en verschenen aan een groot aantal mensen’ (Mat. 27:52-53).
Structureel
Misschien is het daarom dat de nieuwtestamentische gemeente niet van slag is als na Jezus’ hemelvaart ook de gelovigen in Jezus’ naam doden mogen opwekken. Wat geweldig mooi dat de opwekkingen van Eutychus en Dorcas in Handelingen eigenlijk slechts terloops aandacht krijgen, en niet het hoogtepunt van dat Bijbelboek vormen. Dan zouden twee incidenten op een voetstuk zijn gezet. Maar in Handelingen staat er maar één dodenopwekking op een voetstuk, en dat is die van Jezus! Hij is om ons behoud gestorven, en tot onze hoop opgewekt. Voor die levende Heer hebben de apostelen vervolgens hun leven opgeofferd! (Hoewel: zij gingen slechts slapen.) Zo is de opstanding uit de dood een centraal thema van ons christelijke geloof geworden. Met de Apostolische Geloofsbelijdenis belijden wij daarom niet alleen te geloven ‘in Christus Jezus, opgewekt uit de dood’, maar ook te geloven in ‘de wederopstanding van het lichaam, en een eeuwig leven’. We belijden het wekelijks, structureel.
Nuchtere Hollanders
Stel je voor, het zou ons overkomen. Net als Thongdie uit Laos zouden we plots voor het blok gezet worden door een groep seculiere landgenoten: ‘Als jouw God dan de Levende is, bid jouw God dan om een wonder en help ons!’. Zouden we dat dan doen, bidden om een wonder? Zou je hart niet van vreugde opspringen bij het besef dat God een wonder zou kunnen doen? Zodat Zijn naam geprezen wordt, midden in een seculier geworden land? Jezus zei immers bij Lazarus: ‘Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat de Zoon van God geëerd zal worden.’ En natuurlijk, wie zou er niet voor terugdeinzen wanneer ons het menselijk onmogelijke gevraagd zou worden. Maar denk dan aan Thongdie, die theologisch niet geschoold was, en zelfs geen letter Bijbel kon lezen. Maar de Heilige Geest gaf haar het gebed in het hart: ‘Omwille van uw naam, Heer. Amen.’ Geweldig wanneer ook vandaag christenen niet ‘nuchter met beide benen op de grond blijven staan’, maar groot van onze levende God denken, en bidden! Het stamelende smeekgebed: ‘Omwille van uw naam, Heer. Amen.’
In deze serie artikelen bekijken we verschillende wonderen in de Bijbel. Wat zegt de Bijbel over specifieke wonderen? Hoe zien wij God en Zijn Koninkrijk oplichten in wonderen? En wat zeggen deze wonderen ons vandaag de dag? Vandaag deel 3: de dodenopwekking van Lazarus in Johannes 11.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 2025
De Wekker | 20 Pagina's