Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wij spraken met . . .

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wij spraken met . . .

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ik zal het Oude Testament altijd lezen in het licht van de gekomen Christus..." Een duidelijke uitspraak van prof. dr. H.G.L. Peels in het gesprek, dat de redactie met hem en zijn vrouw, mevrouw J.H.N. Peels-van Engeland, in Apeldoorn mocht hebben.

Dr. H.G.L. Peels werd op 25 mei 1956 geboren te Dordrecht. Hij behaalde in 1974 het diploma Gymnasium-A aan het Christelijk Lyceum te Dordrecht. Vervolgens studeerde hij aan de Theologische Hogeschool (thans Universiteit) der Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland te Apeldoorn waar hij in 1979 het kandidaatsexamen aflegde. Na een doctoraalstudie in Apeldoorn en Amsterdam (Vrije Universiteit) volgde in 1982 het doctoraalexamen, met als hoofdvak Oude Testament en als bijvakken Akka-disch en Kerkrecht. Van 1982 tot 1986 was hij predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Zoetermeer en voor een kortere periode godsdienstleraar aan het Oranje Nassaucollege te Zoetermeer. Tevens was hij docent Oude Testament aan de Haagse Bijbelleergang. Van 1987 tot 1992 was hij als universitair hoofddocent voor de vakken exegese, canoniek, hermeneutiek en historia revelationis van het Oude Testament verbonden aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn, sinds januari 1993 als hoogleraar Oudtestamentische vakken, Bijbels Hebreeuws en Bijbelse Oudheidkunde. De titel van zijn in mei 1992 verdedigde proefschrift luidde: De wraak van God. De betekenis van de wortel NQM en de functie van de NQM-teksten in het kader van de oudtestamentische Godsopenbaring.
Mevr. J.H.N. Peels-van Engeland werd op 20 februari 1959 geboren te Apeldoorn. Zij behaalde in 1977 het diploma Athenaeum-A aan het Myrthus-College te Apeldoorn. Vervolgens verwierf zij het diploma directie-secretaresse (opleiding Schoevers). Na een arbeidsperiode van enkele jaren als secretaresse in verpleeghuis Randerode (Ugchelen) werd zij huisvrouw, later daarenboven „pastorie-vrouwe". Zij is inmiddels moeder van vier kinderen: Maarten (11), Rik (10), Hanna (8) en Renée (4).

U heeft in vergelijking met uw collega-hoogleraren maar heel kort het ambt van predikant waargenomen. Is het dan wel zo gemakkelijk om studenten tot dit ambt op te leiden? U doceert weliswaar niet direct een praktisch vak, maar ervaart u het toch niet als een oningevuld stukje in de professionele toerusting?
„Hierover valt heel wat te zeggen. Om te beginnen ben ik overtuigd van de noodzaak dat iemand die hoogleraar in de theologie wordt, ervaring heeft met het pastoraat en met het kerkelijke leven in het algemeen. Ik zeg dit niet alleen vanuit de relatie kerk en universiteit, maar ook met het oog op de beoefening van de theologie zelf. Je zou anders in een situatie van theologische droogzwemmerij kunnen geraken. De theologie is een levende zaak. Zij centreert zich rond het Woord van God, sturend, corrigerend, stimulerend, inspelend op de vragen en problemen waarmee mensen zitten. Dááruit is destijds ook mijn dissertatie ontstaan.
Maar nu uw vraag aan mij persoonlijk. Ik ben inderdaad maar kort predikant geweest. Onder mijn collega's ben ik daarin overigens niet alleen. Ook professor Van Genderen is maar vijf jaar predikant geweest. Maar ik geef toe: vier jaar is kort. Daar staat wel wat tegenover. Kwantitatief mag het gering lijken, kwalitatief kan het dubbel zijn. De gemeente Zoetermeer - waaraan mijn vrouw en ik met veel liefde en dankbaarheid terugdenken - was een nieuwe gemeente, met alles wat daaraan eigen is. De samengesteldheid van deze jonge gemeente was (en is) groot. Mensen van overal en nergens, van verschillende disciplines en van uiteenlopende geestelijke kleur kwamen er in samen. Kerkbouw en andere dingen rond de start van een nieuwe gemeente vroegen aandacht. Nogmaals, het was kort maar tegelijk denk ik toch lang genoeg om geproefd te hebben wat er in een gemeente omgaat. Overigens geldt van mijn collega's dat het bij hen toch ook al weer zo'n vijfentwintig of meer jaren geleden is dat zij in de praktijk stonden. Gemakkelijk is het niet en dat zal het ook nooit worden. Ik hoop dat ook niet omdat dan het gevaar van automatisme om de hoek kijkt. Wanneer ik zou zijn benoemd in een vak als diakonologie dan zou ik zeker langer predikant hebben willen zijn. Mijn vak is „leren lezen", hoewel ik daarbij dikwijls toch ook bij praktische dingen uitkom."

Wat behoort naar uw oordeel tot de voorwaarden voor een hoogleraar/docent in de theologie om op effectieve wijze kennis over te dragen en goed inzicht te geven in de fundamentele stukken van het christelijk geloof? Dient men op de colleges puur wetenschappelijk bezig te zijn of mag er in de colleges ook iets meekomen en doorklinken van eigen inzicht en persoonlijke beleving van de dingen waarmee men bezig is? Mogen studenten op dit punt een hoogleraar om verantwoording vragen? Gebeurt dat wel eens? In dit verband is te denken aan wat de laatste generale synode van onze kerken heeft uitgesproken ten aanzien van de wenselijkheid bij de studie in Apeldoorn toch vooral ook de praktikale godgeleerdheid aandacht te geven.
„Uw vraag omvat tweeërlei, het profiel van de hoogleraar en de relatie tussen wetenschap en vroomheid. Wat het eerste betreft zou ik vier dingen willen noemen.
Als hoogleraar moet je om te beginnen goed weten waarover je het hebt. In concreto betekent dat: a kennis van en inzicht in de Heilige Schrift, b kennis van de geschiedenis van de theologie, in het bijzonder van de reformatorische theologie en c kennis van de wetenschappelijke stand van zaken van vandaag.
Een tweede voorwaarde is dat men kritisch en evaluerend naar alle zijden bezig is, dat men vraagtekens goed weegt alvorens er uitroeptekens van te maken. Ik denk hier met name aan de bijbelwetenschap, aan nieuwe gezichtspunten en vragen die vroeger niet zijn onderkend. De gereformeerde theologische wetenschapper moet alles horen, registreren, evalueren, kritisch luisteren en dan een standpunt innemen. Hij moet de confrontatie durven aangaan met de moderne bijbelwetenschap en theologie bedrijven in rapport met wat vandaag op de theologische markt te koop is. In mijn gevoel is men binnen orthodoxe kringen wat te weinig met deze dingen bezig. Ik kom tot die conclusie op grond van het feit dat er binnen die kringen veel promoties op kerkhistorische onderwerpen zijn en maar zelden over oudtestamentische onderwerpen.
Als derde en vierde voorwaarde zou ik willen noemen het vermogen om kennis op effectieve wijze en met overtuiging op de studenten over te brengen. Daartoe zijn didactische gaven nodig. En hiermee zitten we dan helemaal in het tweede deel van uw vraag. Die kennisoverdracht moet plaatsvinden op een manier waarin voelbaar is dat het je geestelijk eigendom is, dat het door je heen is gegaan, ik zou zeggen een beetje op de wijze als in de preek. Anders gezegd: als je uit het hoofd spreekt, laat je het hart niet gesloten. In Johannes 20 staat aan het slot: 'deze dingen zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in zijn naam'. De beleving hiervan mag in de colleges doorklinken en voelbaar zijn. Er mag en moet op dit punt interactie zijn tussen docent en student en ik vind het een grote genade als studenten, bijvoorbeeld in het afsluitende gebed, zich daarvoor dankbaar tonen."

U doceert Oude Testament. Moet, gelet op de samenhang tussen beide delen van de Heilige Schrift, een Oud-Testamenticus niet tegelijk Nieuw-Testamenticus zijn? En omgekeerd?
„De scheiding tussen het Oude en het Nieuwe Testament in de wetenschap is ongeveer anderhalve eeuw geleden pas ontstaan. Vanuit de gereformeerde optiek gezien steekt achter die scheiding geen principiële maar alleen een praktische overweging, te weten de grote hoeveelheid aan stof. Gereformeerde theologen hebben altijd, méér dan lutherse en rooms-katholieke theologen, oog gehad voor de eenheid van het Oude en het Nieuwe Testament. Calvijn legt de nadruk op die eenheid. Het verbond van het Oude Testament zet zich door in het Nieuwe Testament. Ik zal het Oude Testament dan ook altijd lezen in het licht van de gekomen Christus. Het omgekeerde geldt evenzeer. Het Nieuwe Testament staat op de schouders van het Oude Testament, het is de vervulling van het Oude Testament. Lijnen van het Oude Testament lopen uit in de vervulling."

Is de indruk juist dat in de laatste decennia veel méér uit het Nieuwe dan uit het Oude Testament wordt gepreekt? Als die indruk juist is, is daarvoor dan een verklaring te geven? Mag een kerkeraad die toezicht op de prediking heeft en die van oordeel is dat de predikant op dit punt wat eenzijdig is, hem daarop in bijsturende zin aanspreken? Van welke argumenten kan men zich daarbij bedienen?
„Is dat wel zo dat er veel meer uit het Nieuwe dan uit het Oude Testament wordt gepreekt? Prof. W.H. Velema heeft onderzoek gedaan naar zestig jaar preken uit de Levensbron. Uit het register van zijn boekje 'Wegen en wensen' blijkt dat er negen pagina's uit het Oude en zeventien pagina's uit het Nieuwe Testament inzitten. Wat hiervan zij, studenten krijgen het advies om en om uit het Oude en het Nieuwe Testament te preken. Mijn indruk is wel dat méér uit het Nieuwe Testament wordt gepreekt, maar ik denk niet dat dit buiten verhouding veel gebeurt. Het is wel zo dat preken uit het Oude Testament méér inspanning vraagt. De vraag wat heeft het Oude Testament ons te zeggen is niet altijd even gemakkelijk als je erover moet preken in relatie tot kruis, dood en opstanding. Als een predikant, door welke oorzaak of om welke reden dan ook - werkelijk eenzijdig zou zijn, moet een kerkeraad op milde toon proberen hem bij te sturen. Er mag van worden uitgegaan dat predikanten weten in een goed evenwicht met beide delen van de Heilige Schrift om te gaan, dat zij hun tekstkeuze zorgvuldig bewaken. Het is goed als predikant teksten te kiezen waarmee je moet worstelen."

In de verhouding tussen jodendom en christendom blijft de vraag naar de persoon en het werk van de Here Jezus Christus de geesten sterk bezighouden. Benadering van het joodse volk met het Evangelie van Jezus Christus, als de enige naam onder de hemel tot zaligheid gegeven, vormt onder theologen van deze tijd en in synodale vergaderingen een delicate aangelegenheid. In dit verband een specifieke vraag: mag een kerkeraad aan een lid der gemeente van joodse oorsprong, dat voor zichzelf Jezus Christus ten volle als verlosser en zaligmaker aanvaardt maar voor het volk, waaraan hij zich verwant voelt, de zogenaamde tweede weg openhoudt, ruimte bieden voor zijn opvattingen?
U stelt het niet zozeer als een principiële dan wel als een praktisch-pastorale vraag. Ik zou er het volgende over willen zeggen. De twee-wegenleer mag niet worden verbreid. De uniciteit van Christus mag niet worden ondergraven. Zijn naam is Jezus en Hij zal zijn volk zaligmaken, klonk het tot Maria en daarop past geen reductie. Verder geldt dat in de tweewegenleer de menselijke schuld niet voldoende wordt onderkend. Het hele Oude Testament roept om de vervulling van wat beloofd is. De lijn van het koningschap loopt dood. De mens redt het niet met al zijn offers. Het Oude Testament heeft een open einde. En dan komt de Christus. Van Hem getuigen tegenover het joodse volk zal altijd in ootmoed moeten gebeuren. Wat is in naam van het christendom door de geschiedenis heen het jodendom allemaal niet aangedaan. De ambtsdragers van de gemeente zullen dan ook nooit tegenover de broeder in kwestie mogen staan. Het gaat om een Christusbelijdende jood die met duizend banden aan zijn volk is verbonden, een volk dat door genocide bedreigd is geweest. Wat zou iemand durven zeggen ... En voor het overige gaat het hier ten diepste niet om een theologische visie. De gedachte aan de twee wegen wordt sterk gevoed door gevoelsmatige overwegingen. Een Christusbelijdende jood die voor zichzelf de Here Jezus echt nodig heeft, zal er hartzeer van hebben dat die oude broer nog steeds buiten staat."

Kan er naar uw oordeel in een tijd waarin de theologie als wetenschap tot hoog niveau is gestegen, nog ruimte zijn voor mensen die naar het ambt van predikant naar artikel 8 staan?
„Wie bepaalt wat hoog is? Staan wij met de theologie nu hoger dan de theologie ten tijde van de reformatie? Het heeft zich in onze tijd allemaal breder ontwikkeld, dat wel. Er staan ons veel méér mogelijkheden ter beschikking voor onderzoek, denk maar eens aan de vele opgravingen die ons veel achtergrondinformatie en nieuwe inzichten opleverden. Maar van een hoger niveau zou ik niet willen spreken. Men moet alle dingen beoordelen vanuit de tijd waarin zij plaatsvonden en dat geldt ook van de theologie als wetenschap.
Artikel 8 van de kerkorde zegt: neen, tenzij... We mogen ook vandaag bijzondere wegen van de Heilige Geest niet uitsluiten. Als iemand niet (meer) de mogelijkheid heeft om nog zeven of acht jaar te studeren en er is sprake van singuliere gaven dan moet voor iemand die daartoe roeping voelt, de weg naar het predikambt open zijn. Wel zal iemand goed getoetst en getest moeten worden op de vraag hoe met de Schrift wordt omgegaan, want dat is natuurlijk bepalend voor de wijze waarop geestelijk leiding aan de gemeente wordt gegeven. Overigens vormt een universitaire studie niet per definitie een garantie tegen verkeerd Schriftgebruik. Er zijn dominees die wel hebben gestudeerd maar in prediking en pastoraat toch op een vreemde manier met de Schrift omgaan."

Mevrouw Peels, als vrouw van een predikant met een gemeente sta je midden in het kerkelijk gebeuren. Je hebt er op allerlei manieren deel aan. Soms kan het misschien wel eens te veel zijn, zeker als ook - en eigenlijk allereerst - het eigen gezin veel aandacht vraagt. Valt het helemaal weg, zoals in uw geval, dan wordt het waarschijnlijk toch ook weer als een gemis gevoeld. Hoe hebt u dat ervaren sinds u uit Zoetermeer wegging?
„Als predikantsvrouw heb je een centrale positie. Je bent inderdaad op allerlei manieren bij wat in een gemeente omgaat, betrokken. En de persoonlijke contacten vormen wel de grootste aantrekkelijkheid van het bezig-zijn in een gemeente. In Zoetermeer, waar men de weg naar de pastorie heel makkelijk wist te vinden, zijn die contacten zowel door mijn man als door mij als heel fijn ervaren. We zaten daar dikwijls met een volle huiskamer. Ik mis dat echt wel een beetje. Uiteraard was ik blij en dankbaar met de benoeming van mijn man in Apeldoorn, maar als predikantsvrouw kwam ik daardoor wel van de drukte in de stilte. Daarvoor is dan overigens wel iets in de plaats gekomen. Als heel fijn ervaar ik nu de contacten met de studenten. Als gastvrouw ben ik graag de eerste opvang voor hen als zij, enigszins nerveus en misschien onzeker, aanbellen voor een tentamen. En verder zijn er ook hier in Apeldoorn voldoende mogelijkheden om deel te hebben aan de vreugden en zorgen van anderen. En omgekeerd, want het doet mijn man en mij goed te weten dat wij met de zorg rond de gezondheid van onze zoon Maarten niet buiten de gedachten en gebeden van anderen zijn."

Hartelijk dank ik u voor de vriendelijke ontvangst en het goede gesprek.
De Here God zegene u in al uw werk ten dienste van kerk en universiteit, zo goed als in uw persoonlijke en gezinsomstandigheden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1993

De Wekker | 16 Pagina's

Wij spraken met . . .

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1993

De Wekker | 16 Pagina's