Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

George M. Cowan „Het Woord dat in vlam zet."
Sanna Barlow Rossie „Het Licht in de jungle." Beide Telosuitgaven van Buyten & Schipperheyn b.v. 1982. De prijs van het eerste boek is ƒ 27,50, van het tweede ƒ 15,25.

Hebt u wel eens iets gehoord of gelezen van het werk van de „Wycliffe Bible Translators" of van het „Summer Institute of Linguistics?"
Zo niet dan moet u beslist deze boeken lezen. En wanneer u er nog maar weinig van mocht weten is vooral het eerstegenoemde boek dat ruim 230 pagina's informatie geeft de moeite van het aanschaffen waard.
Laat u niet door de in de eerste zin gebezigde Engelse uitdrukkingen afschrikken, want het is in duidelijk Nederlands geschreven en er is om zo te zeggen geen woord Frans bij.
De „Wycliffe Bible Translators" is een organisatie die zich bezig houdt met het vertalen van de Bijbel in talen waarin de Bijbel (of een gedeelte er van) nog niet vertaald is. De in het voorjaar overleden William Cameron Townsend (geb. 1896) is er de oprichter van. Zijn streven was: ieder in zijn eigen taai. Dat doel is nog lang niet bereikt. Er zijn honderden talen waarin de Bijbel nog niet is vertaald.
Wie „Het Woord dat in vlam zet" leest komt onder de indruk van de moeilijkheden die zich voordoen wanneer men de Bijbel in totaal onbekende talen wil „overzetten", van het werk dat daarvoor wordt verricht en van de organisatie die achter al deze arbeid staat. Ook de vele nevenactiviteiten die door deze organisatie worden verricht ten behoeve van de volken aan wie zij de Bijbel in hun eigen taal willen schenken worden duidelijk belicht.
Iedereen, die zich bezig houdt met vertaalwerk, met zending of met de gevolgen van de ontmoeting van de westerse cultuur met niet westerse kan veel uit dit boek leren. In feite iedereen, die geïnteresseerd is in de verbreiding van Gods Woord. „Het Woord dat in vlam zet" geeft niet alleen veel bijzonderheden maar besteedt ook ruime aandacht aan de motivatie tot en voor deze arbeid. Deel twee: „persoonlijke instelling" en Deel drie: (over de organisatie, het lidmaatschap en: ook anderen) vormen ruim de helft van het boek. De „Wycliffe Bible Translators" hebben geen band met de kerken zoals b.v. wel het geval is met het Bijbelgenootschap. Op pag. 216 lezen we: „We zijn niet een organisatie om kerken te stichten . . ." op pag. 217: „Groepen die gevormd worden als gevolg van onze prediking en van het vertaalde Woord, zijn vanaf het eerste begin inheems . . . ze kiezen hun ambtsdragers zelf en ze organiseren hun eigen godsdienstoefeningen in overeenstemming met hun culturele instelling."
Zo krijgen we de indruk dat het mogelijk is de Bijbel „alleen maar door te geven." Volgens mij een onmogelijke mogelijkheid. Wat uit het boek zelf ook blijkt. Maar deze opmerking is niet bedoeld om iets af te doen van de waardering voor het geweldige werk dat door de „Wycliffe Bible Translators" en het „Summer Institute", een nevenorganisatie die cursussen belegt voor hen die tot bijbelvertaler willen worden opgeleid.
Wie weten wil hoe dat allemaal in zijn werk gaat kope en leze dit boek. Wie over bepaalde problemen meer weten wil vindt achter in het boek een uitgebreide literatuuropgave.
Dat we tegelijk „Het licht in de jungle" bespreken vindt zijn oorzaak in het feit dat dit boek in verhaalvorm het gezegende en zegenrijke werk van de „Wycliffe Bible Translators" laat zien.
Lambert Anderson en zijn vrouw Doris gaan naar de Ticuna's in Peru om daar het evangelie te brengen. Maar de taal van de Ticuna's is nog nooit geschreven, laat staan grammaticaal bekend.
Bovendien staan de Ticuna's ongunstig bekend. Hoe de moeilijkheden overwonnen worden leest u in dit spannende maar ook leerrijke verhaal.

P.N.R.


Th. van der Groe - De Heidelbergse Catechismus, deel I en II. Uitgave Den Hertog's Uitgeverij, Utrecht. Prijs ƒ 115,-.
De Utrechtse uitgever - inmiddels verhuisd naar Houten - heeft op keurige wijze de Catechismusverklaring van Th. van der Groe, de bekende predikant van Kralingen, die in 1784 stierf, uitgegeven. Twee forse delen in mooie banden, samen meer dan 1100 pagina's.
Men neemt met eerbied en schroom deze boeken ter hand.
Van de Groe heeft een eigen plaats in de vaderlandse theologie en onder de oud-vaders. Hij was een van de laatste vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie. Van der Groe doet het hekje toe - zegt een oud rijmpje. Wie de Catechismus bepreekt is anders dan bij de behandeling van „vrije stof" gebonden aan de tekst. Dat geldt voor iedere dominee; ook voor Van der Groe. Daarom blijken verschillende zaken, die in zijn preken opvallen, in zijn Catechismusverklaring in mindere mate aanwezig te zijn.
Ook deze preken zijn brede verhandelingen met verdelingen en onderverdelingen. Veel teksten worden geciteerd en vele ketters worden bestreden. Al zouden wij het vandaag niet meer zo doen, dat neemt niet weg dat er veel uit deze Catechismusverklaring is te leren. Er zit geestelijke gehalte in deze preken en dat element kunnen we niet missen.
Overigens worden de accenten ook in deze Catechismusverklaring anders gelegd dan in de Reformatie.
Van der Groe stelt de uitverkorenen in zijn preken centraal. Alles draait om de uitverkorenen. We zouden kunnen zeggen: zijn prediking staat onder beheersing van de uitverkiezing.
Een tweede trek die opvalt is de plaats die hij geeft aan de bevinding. Soms lijkt het alsof de bevinding de grond wordt voor de zaligheid. Maar deze opmerkingen doen niets af aan de betekenis van deze verklaring, die niet slaafs nagevolgd moet worden, maar waaruit wel veel op een goede wijze verwerkt kan worden. Typerend dat er twee preken zijn over Zondag 20. De tweede handelt over de praktijk van de leer des Heiligen Geestes. Een leerzame, maar ook karakteristieke preek waarin de kenmerken breed worden belicht.
Er zou veel meer over en naar aanleiding van deze twee delen kunnen worden geschreven. We laten het hierbij en vestigen graag de aandacht op deze voorname uitgave, die duidelijk maakt hoe een vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie de Catechismus uitlegt en bepreekt.

J.H.V.


Drs. K. Exalto, Geen hand aan u zelf. Gedachten over zelfmoord, 113 blz., ƒ 16,90, Kok, Kampen (1982), deel 6 in de Reformatiereeks.
Dit is een deel uit de in omvang groeiende Reformatie Reeks. Begrijpelijk dat dit deel verscheen in de rubriek: Ethiek. Drs. Exalto heeft zich zowel in de exegese van Schriftplaatsen als in de geschiedenis van de oude kerk en van de Reformatie en latere reformatorische theologen verdiept. De gegevens uit het eerste deel komen we bij de weergave van het standpunt van tal van theologen weer tegen. Ze worden in het derde, praktische deel nog eens op een rijtje gezet en beoordeeld. Zo is dit boekje een doorwrocht werkstuk met een bijzonder pastorale inslag. In het voetspoor van o.a. Luther, Calvijn, Voetius en Oomuis kiest de schrijver voor een genuanceerde beoordeling. Hij staat daarmee tegenover à Brakel, Bastingius, Amesius en Bunyan. Met kennis van zaken geeft Exalto standpunten, argumenten en motieven weer.
In het praktische deel pleit hij voor heldere en zuivere Evangelieprediking, voor het wekken van hoop als afweermiddel tegen de gedachte aan zelfmoord!
Bij de vele besproken auteurs misten we Bonhoeffers Ethik. Deze heeft, evenals Barth, diepgaand over zondige motieven van zelfmoordenaars geschreven. De kopij zal afgesloten zijn, voordat het boekje van Kuitert verscheen. Diens argumentatie is niet nieuw, wel subtiel. Daarom zou een toevoeging ter weerlegging van dit moderne standpunt niet onwelkom zijn geweest.
Een goed boek, dat niet enkel negatief is. Voor ambtsdragers en gemeenteleden een bemoediging èn hulp!

W.H. Velema


Jay E. Adams, Bijbels Pastoraat. Basis van Christelijke hulpverlening, 234 blz., ƒ 29,50, Voorhoeve, Den Haag.
Hier hebben we de vertaling in handen van een boek, dat in en buiten Amerika veel herdrukken beleefde. De schrijver is hoogleraar in de ambtelijke theologie aan Westminster Seminary, Philadelphia. Hij geniet ook door zijn spreekbeurten in en buiten Amerika grote bekendheid.
Hij wijst de moderne counselingsmethoden af. De invloed van Freud en Rogers leidt er toe zonden tot ziekten te verklaren. Door zonden te laten voortbestaan wil men de patiënt genezen.
Adams slaat een heel andere weg voor: Ziekten zijn gevolg van lichamelijke stoornissen of van zonden. Op de eerste problematiek moet de dokter inwerken; op de tweede de counseler. Adams wil dus niet weten van zielsziekten. Stress bijvoorbeeld is gevolg van een organische storing òf van zonde, die niet onderkend dan wel niet beleden wordt. De counseler kan eigenlijk alleen werk doen bij christenen. Een niet-christen kent zijn zonde niet en wil die niet belijden. Het gaat er om dat de counseler als instrument van de Heilige Geest gebruikt wordt om een mens met problemen te brengen tot belijdenis van zonden en berouw en tot het ontwikkelen van een nieuw leefpatroon! Op de noodzaak van wedergeboorte wordt gewezen; niettemin krijgen daden en gedragingen meer aandacht dan de gezindheid of instelling van waaruit ze gedaan worden.
Nouthetisch (counselen) is ontleend aan een nieuw-testamentisch werkwoord dat een scherpe klank heeft: vermanen, terechtwijzen, tot ander gedrag brengen. Het Spreukenboek blijkt veel materiaal te bevatten voor de nouthetische counseling. Mijn bezwaar is dat de imperatief (het bevelende, corrigerende) meer benadrukt wordt dan de indicatief (de belofte van het heil). Opvallend dat Adams het nieuwtestamentische werkwoord parakalein (dat beide elementen zo duidelijk in zich verenigt: vertroosten én vermanen) niet heeft gekozen ter karakterisering van zijn methode. Ook zijn visie op de oorsprong (oorzaak) van zielsproblemen acht ik eenzijdig. Niettemin bevat het boek een waardevolle visie, die ontdaan van zijn eenzijdigheid, ofwel geplaatst in breder verband, aandacht verdient. Dan zullen methodistische invulformulieren over zonden en vorderingen in heiliging niet meer zo'n plaats kunnen innemen als nu het geval is. Een boek waarvoor ik waardering heb, maar dat ik niet zo maar zou willen volgen.

W.H. Velema


Ds. J.G. Feenstra, Onze geloofsbelijdenis. Uitgeverij Kok Kampen. 432 blz., ƒ 49,50
Van de bekende verklaring van de Nederlandse Geloofsbelijdenis verscheen de vijfde druk. Daarmee is wel bewezen dat het werk nog altijd in trek is en tegelijk, dat ook de geloofsbelijdenis zelf altijd nog voorwerp van studie is. Over dit laatste kan men alleen maar blij en dankbaar zijn. Blijkbaar is er niet over de hele linie sprake van een loslaten van de belijdenis, hoewel men soms de indruk krijgt dat dit wél het geval is. Maar dit zal voor een deel ook wel te wijten zijn aan het feit dat de ontrouw aan de belijdenis altijd luidruchtiger van aard is dan de trouw en binding er aan.
Een boek als dat van ds. Feenstra is een goed hulpmiddel om de tekst van de belijdenis te lezen. De schrijver heeft naast dit werk ook een verklaring van de catechismus én van de leerregels van Dordt op zijn naam staan. Confessioneel is hij inderdaad ingevoerd. Hij is ook een goede gids. Hij weet niet alleen de tekst van de belijdenis dichterbij te brengen door een overzichtelijke methode, die de tekst in kleinere onderdelen rubriceert, hij verstaat vooral ook de kunst om de tekst van dit menselijke geschrift te houden tegen het licht van Gods Woord. Het zou een voortreffelijke gedachte zijn, wanneer dit hulpmiddel op de verenigingen zou worden gebruikt om onze mensen te laten verstaan wat de bedoeling van de belijdenis is. Wanneer er mensen zijn die van deze zaken doordrongen zijn en blijven, en die daarbij ook verstaan wat zij lezen, dén is er nog veel goeds te verwachten voor de toekomst. Men kan een zolder vol nieuwe theologie verkopen tegen een paar goede gereformeerde boeken, die ons bij de bronnen brengen. Hier is er een.

W. van 't S.


Prof. J.J. van der Schuit, Het verbond der verlossing, Apeldoornse studies 18. Uitgave Kok Kampen 1982, 40 blz.
Ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van de in 1968 overleden hoogleraar J.J. van der Schuit werd de heruitgave van deze bekende rede verzorgd door de schoonzoon van prof. van der Schuit, ds. I. de Bruyne en door zijn opvolger, prof. dr. J. van Genderen.
Zij hebben met grote zorgvuldigheid deze heruitgave op de markt gebracht en zij verdienen daarom onze hartelijke dank. Zo wordt de herinnering levendig gehouden aan een man, die men bij het lezen van deze rede weer voor zich ziet, als men hem tenminste heeft meegemaakt. Zijn stijl van spreken, zijn wijze van argumenteren, zijn kennis van de reformatie en van de nadere reformatie, zijn bezieldheid vanuit de diepste motieven van de gereformeerde theologie . . ... we ervaren het opnieuw bij het lezen van dit werkstuk.
En ook zij, die prof. Van der Schuit niet hebben gekend in zijn kracht, en voor wie hij een naam hoogstens is uit het verleden van onze kerken, kunnen zich een beeld vormen van wat velen rondom hem en door hem tevens bezielde: een warme liefde voor déze theologie, die kennis van God is in het aangezicht van de Here Jezus Christus.
Een strijdpunt, dat de positie van onze kerken tekent tot op vandaag, is met het onderwerp van deze rede aangegeven. En het zou goed zijn wanneer dit weer werd ervaren als een oriëntatiepunt in de theologiebeoefening van velen, ook binnen onze kerken. Men moet geen moderne theologie studeren zonder kennis te dragen van de historische gereformeerde theologie. De laatste is het waarlijk nog steeds waard om gekend te worden. Hier is een weinig materiaal maar het is hoogwaardig en echt. Van harte ter lezing aanbevolen voor het eerst of bij vernieuwing.

W. van 't S.


Drs. C.A. van der Sluijs, Huwelijk en Gezin, 120 blz., Kool, Veenendaal 1982.
Tien preken over Efeze 5:21-6:4, gehouden in de wijkkerk bij doopdiensten. In de preken wordt vooral op het huwelijk ingegaan; op de misvorming en mislukking van het huwelijk en op de genade die geneest. Er worden bijbelse lijnen getrokken. De parallel tussen de diepe slaap van Adam en die van de tweede Adam op Golgotha (waarmee zijn dood wordt bedoeld) lijkt me meer allegorese dan tekstverklaring. Zo ook het bloed dat uit Jezus' zijde vloeide tot rechtvaardigmaking en het water tot heiligmaking (blz. 81).
Telkens weer wordt gesproken van verborgenheid als een geheimenis dat we eigenlijk niet kunnen kennen. Maar het nieuw-testamentische mysterion ziet juist op iets dat verborgen is geweest, doch met de komst van Christus is geopenbaard..
Het nieuw-testamentische woord heeft niets van het mysterieuze, dat we in dit boekje op de achtergrond wel aantreffen. Zeker, ook het door Christus geopenbaarde kunnen we niet ten volle kennen. Wij zijn slechts mensen. Doch het mysterion is aan mensen geopenbaarde.
Op blz. 49 en 53 wordt over eros gesproken als zelfzuchtig, willen ontvangen.
Toch heet het op blz. 51 onjuist dat er voor eros als het natuurlijke begeren geen plaats zou zijn. God heeft die begeerte in de schepping gelegd. Dat had toch duidelijker onderscheiden moeten worden.
De stelling dat ieder bijbelwoord gepreekt moet kunnen worden (blz. 87; bedoeld zal zijn: over ieder bijbelwoord) is ongenuanceerd en onzorgvuldig geformuleerd. Is daarmee bedoeld: elk vers uit de Bijbel? Dan is dat zeker niet juist. Men denke slechts aan Psalm 14:1.
De preken lijken mij van de band af overgetypt. Het zou goed geweest zijn als de spreektaal hier en daar iets was herzien. „Dat is het meest minimale en dan zeg ik het zo schraal mogelijk" (blz. 115) kan misschien in het vuur van de rede nog wel gezegd worden. Het moet niet zo op papier gezet worden. Van de uitdrukking „scheppingsmatigleven" (blz. 103) geldt hetzelfde.
Een systematisch samengevatte, praktische behandeling van de aangeroerde problemen zou voor de lezer waarschijnlijk nuttiger geweest zijn, al zullen de doopouders blij zijn de toen uitgesproken preken eens te kunnen nalezen.

W.H. Velema


Hans Werkman - Een calvinist leest Maarten 't Hart. - Uitgave Bosch en Keuning n.v. Prijs ƒ 19,50
Hans Werkman heeft als gereformeerde in dit boek getracht een groot deel van het literaire werk van Maarten 't Hart (M. 't H.), als ex-gereformeerde, van calvinistisch commentaar te voorzien. Hij behandelt hierin 5 romans, 2 verhalenbundels en 2 novelles van M. 't H. geschreven tussen 1971 en 1980.
Eerst geeft hij van elk werk een korte inhoud, waarna hij de hoofdthema's eruit licht en die nader bespreekt.
In deze bespreking zet hij uitlatingen van M. 't H. over Bijbelse onderwerpen naast de betreffende Bijbelteksten, wijst op overtrekkingen en onwaarheden en plaatst het in een literair kader. Daarna trekt hij uit dit geheel zijn conclusies.
Zowel de bespreking van de thema's als het commentaar erop geven de lezer een helder beeld en inzicht in wat M. 't H. bedoeld heeft. Tevens geeft het hierdoor stof tot verder nadenken, want verschillende onderwerpen zijn niet uitputtend behandeld of kunnen wellicht wat anders geïnterpreteerd worden.
Hans Werkman voelt zich duidelijk verwant met de literatuur van M. 't H.: „ . . . omdat hij mijn angsten en verlangens blootlegt tegen de achtergrond van mijn eigen afkomst. Onderdelen van zijn kritiek kan ik onderschrijven, althans begrijpen. Maar uiteindelijk laat hij mij in de vrieskou van zijn braakland staan. Ik mag mij verheugen in het vriendelijk licht van Gods gezicht." (blz. 143)
Het boekje wordt afgesloten met een schriftelijk interview waarin de schrijver aan M. 't H. opheldering vraagt over enkele onopgeloste problemen die overbleven na het schrijven van de commentaren. In de antwoorden laat M. 't H. iets van zijn persoon zien, wat een goede aanvulling vormt op de rest van het boek.

P.Th. Versteeg


Wim Ramaker - Dag Anne Frank. Uitgave Omniboek. Prijs ƒ 19,90.
De bundel „Dag Anne Frank" bevat een keuze uit duizenden inzendingen van scholieren en studenten, die, naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van de Anne Frankstichting, nagaan wat Anne Frank nu voor hen betekent. Ook schrijven enkele erkende auteurs hun impressies over het gebeurde in '40-'45.
Vooral de gedichtjes en prozastukjes van hen die de oorlog niet meemaakten, maken grote indruk. Er spreekt hoop, dank en besef van het eigen goede leven uit, maar ook een aanklacht tegen hen die onrust, onvrede en pijn in de wereld veroorzaken. Daarnaast wordt ook de „waarom-vraag" gesteld.
„Dag Anne Frank" is zodoende een eigentijdse bezinning op het leven van Anne Frank, die stof tot eigen overdenking geeft.

P.Th. Versteeg


Ds. Douwe N. Wouters - Houvast voor een druggebruiker. Uitgave Boekencentrum. Prijs ƒ 16,90.
In dit boek behandelt de auteur in beginsel, zoals de titel zegt, het probleem van de druggebruiker. Echter het kader waar binnen dit onderwerp aan de orde wordt gesteld is beduidend groter. Zo worden duidelijk verbanden gelegd met andere verslavingen zoals alcohol en tabak. De mateloosheid in onze maatschappij wordt als kernsymptoom voor de verslaving aangegeven. Bij verslavende „consumptie"middelen kan gebruik leiden tot controleverlies over bepaalde afweermechanismen wat weer leidt tot mateloosheid in gebruik. Een schier eindeloos voortgaand proces. De schrijver betrekt hierop: de gelijkenis van de verloren zoon („de gelijkenis van de verkwister"). „Van Hem is datgene wat de aarde voortbrengt. . . Wij echter hebben de gehele aarde tot ons eigen vermogen verklaard. We produceren en consumeren naar hartelust." (blz. 58).
Echter zoals er hoop was voor „de verloren zoon", zo is deze er ook voor ieder mens en dus ook voor de druggebruiker (verslaafde), die zegt; „Ik zal naar mijn vader gaan, en tot hem zeggen: Ik heb gezondigd." (blz. 61). Uit dit houvast is het boek geschreven.
Hierbij wordt niet alleen gewezen op het feit dat de druggebruiker dit houvast nodig heeft maar evenzo zijn directe familie en iedereen in zijn nabije omgeving. Houvast kan door iedereen geboden worden en op veel manieren. Niet in de laatste plaats door begrip voor de verslaafde. De schrijver wijst hierbij op de belangrijke rol voor de kerken.
Wellicht dat ook wij als kerk(leden) hier onze bijdrage aan kunnen leveren. „Delegeren is noodzakelijk, maar mag niet in mindering komen op participeren. Bemoediging, vertroosting, ondersteuning, vermaning, solidariteit, kunnen nooit aan derden worden gedelegeerd." (blz. 115).
De schrijver, als gereformeerd predikant verbonden aan de Stichting de Regenboog (die zich richt, op preventieve hulpverlening aan druggebruikers en familieleden), beschrijft op indringende wijze en met veel begrip voor de verslaafde hun probleem en de mogelijkheden en onmogelijkheden om hemzelf en zijn directe omgeving te helpen.
Na elk hoofdstuk is een stukje uit de praktijk opgenomen dat het begrip, ook van de lezer die (nog) niet direct of indirect met deze materie geconfronteerd is, verdiept.

P.Th. Versteeg


Tenminste 1 - Jaarboek 1980. Uitgave Kok Kampen. Prijs ƒ 15,90.
Het blad „Tenminste" was bijna een eeuw lang een uitgave van Evangelische Maatschappij.
Dat blad is opgeheven. Maar onder dezelfde naam blijft de uitgave doorgaan in de vorm van Jaarboeken. Dit eerste Jaarboek is gewijd aan de Mariologie - altijd weer een boeiend onderwerp. Niet minder dan zes artikelen zijn aan dit onderwerp gewijd en proberen te informeren hoe nu over Maria gedacht wordt door roomsen en protestanten. Een artikel over Maria en de emancipatie van de vrouw kon natuurlijk niet ontbreken.
Verder bevat dit geschrift een Kroniek Binnenland en een Kroniek Buitenland.
Men dient deze uitgave te zien als een bijdrage aan het oecumenisch gesprek in Nederland. Gezien deze bedoeling beantwoordt dit nummer zeker aan de nieuwe opzet van Tenminste.
Gelijk bekend staan wij buiten dit oecumenisch gesprek. Daarom taxeren we dit nummer als toeschouwer en niet als deelnemer.

J.H.V.


Thomas McCrie, Het leven van John Knox. Uit het engels vertaald. Uitgave van de Gereformeerde Bijbelstichting 1981. Oorspronkelijk uitgave van: Free Presbyterian Publications, Glasgow.
De biografie van McCrie behoort nog steeds tot de betere werken over John Knox. Vooral door zijn gebruik van de bronnen, brieven en geschriften van Knox behoudt het boek zijn waarde. In een strikt chronologische rangschikking wordt het leven van de Schotse reformator verteld, ingetogen zoals Knox zelf moet zijn geweest en tegelijk brandend warm van het evangelie. John Knox was een reformator van geheel eigen signatuur. Hij nam het zonder compromis op voor de vernieuwing van de kerk en zag daarbij de personen niet naar de ogen al waren zij van koninklijk bloed. De reformatie in ons land en die in Schotland hebben veel met elkaar gemeen vandaar dat ongetwijfeld dit boek opnieuw de mensen zal aanspreken. Het gereformeerd gehalte van Knox denkbeelden was onverdacht en zo kunnen we begrijpen dat de stichting die deze uitgave op de markt brengt haar keus op dit boek liet vallen. Er zijn een aantal foto's opgenomen, die zonder meer schitterend zijn, zowel wat de keus als wat de kwaliteit betreft. Van harte aanbevolen.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1982

De Wekker | 12 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1982

De Wekker | 12 Pagina's