Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niet weglopen voor de strijd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet weglopen voor de strijd

1 Koningen 20: 1-7

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Keer op keer lezen we in de Bijbel hoe het volk Israël door vijanden wordt bedreigd. Ook in 1 Koningen 20 is dat het geval. Een oude vijand van Israël roert zich. We bestuderen dit hoofdstuk in drie keer om daaruit lessen te trekken voor de goede strijd waartoe elke christen geroepen is.

Oorlog met Syrië

Ruwweg zie je in de geschiedenis van het tienstammenrijk Israël drie verschillende perioden. In elk van deze drie perioden heeft het koninkrijk met een andere vijand te maken. De eerste periode leeft het tienstammenrijk vooral in oorlog met de zuiderburen: het tweestammenrijk Juda. De tweede periode wordt getekend door voortdurende oorlog met de machtige noorderbuur Syrië, ook wel ‘de Arameërs’ genoemd. In de derde periode van de geschiedenis komt er achter Syrië een nog machtigere vijand op: Assyrië. Assyrië zal uiteindelijk heel het tienstammenrijk veroveren en Israël in ballingschap wegvoeren.

Met koning Achab bevinden we ons in de tweede periode: er zijn voortdurend oorlogen met Syrië. Dat is al begonnen vóór de regeringsperiode van Achab, maar nu begint die oude vijand zich opnieuw te roeren. De Syrische koning Benhadad monstert zijn leger en bereidt zich voor op een campagne tegen Israël. Hij verzamelt daarvoor 32 koningen. Syrië bestaat namelijk – net als Israël – uit verschillende stammen. Elke stam heeft blijkbaar zijn eigen koning. Benhadad is dan koning van al die stammen samen. Met die 32 koningen verzamelt hij dus alle Syrische stammen voor de strijd tegen Israël.

De strijd zelf wordt door Benhadad slim aangepakt. Hij gaat met zijn leger direct op de hoofdstad Samaria af. Dat gaat zo snel dat Achab blijkbaar te weinig tijd heeft om zijn leger te organiseren. Benhadad sluit Achab eigenlijk in zijn eigen hoofdstad op. Daardoor kan Achab zijn eigen leger niet meer bij elkaar krijgen. Want een leger in die tijd wordt voor het grootste deel gevormd door ‘gewone Israëlitische mannen’ die van hun dagelijkse werk als boer of timmerman moeten worden weggeroepen om in het leger te dienen. Deze gewone mannen zijn van de aanvoering van hun koning afhankelijk om de strijd aan te kunnen. Achab kan deze mannen nu niet meer aanvoeren, uitgezonderd het kleine stukje van zijn leger dat óók in Samaria zit. Een leger zonder koning is een leger zonder aanvoerder. Zo’n leger is verlamd. Benhadad heeft hier de zaken buitengewoon goed voor elkaar! Met zijn grote leger houdt hij Achab ín zijn eigen hoofdstad gevangen, en daarmee heeft hij eigenlijk het grootste deel van Israëls leger bij voorbaat onschadelijk gemaakt.

In deze riante positie kan Benhadad nu zelfverzekerd zijn eisen stellen: ‘Achab, geef mij uw goud en uw zilver. Geef mij ook uw beste vrouwen en kinderen. Dán laat ik u gaan.’

Met goud en zilver verrijkt en versterkt Benhadad zijn eigen positie. Door het eisen van de mooiste vrouwen vernedert hij Achab. Door het ontvoeren van de talentvolle kinderen verzwakt Benhadad Israël en vergroot hij de kennis en de kracht van zijn eigen rijk. Deze hoge eisen legt Benhadad aan Achab voor. Een overgave met buitengewoon vernederende voorwaarden.

De beslissing van Achab

Probeer je de positie van Achab eens voor te stellen. Wat moet je nu? Aan de ene kant zijn deze eisen heel hoog! Maar een andere kant is zijn militaire positie kansloos. Als hij het op een openlijke strijd aan laten komen, wordt de hele stad verwoest. Hijzelf zal als koning een akelige dood sterven.

Wat een onmogelijke keuze moet Achab hier maken. Maar de koning hakt de knoop door. Achab gaat akkoord: ‘Laat Benhadad deze dingen allemaal maar pakken, dan brengen we het er tenminste nog levend van af! Het kost mij mijn goud, mijn zilver, mijn vrouwen en mijn kinderen, maar dan redden we Samaria. Dan redden we ons leven!’

Met die boodschap komen de mannen van Benhadad bij hun koning terug. Goed nieuws voor de Syrische koning: zonder slag of stoot krijgt hij de overwinning nu in de schoot geworpen! Maar als Benhadad hoort hoe gemakkelijk Achab met zijn voorwaarden akkoord gaat, denkt hij bij zichzelf: ‘Als Achab zo snel toestemt heeft hij blijkbaar alle moed verloren. Misschien zit er nog wat meer in!’

En dus stuurt Benhadad zijn mannen met nog scherpere voorwaarden terug: ‘Achab, u zegt wel dat u deze dingen geven zult, maar ik wil ze gewoon zelf komen uitzoeken! Morgen komen mijn knechten. Zij zullen alles aanwijzen wat ik hebben wil. Je laat ze je schatkamers, je vrouwen en alle andere kostbaarheden in de stad zien. We komen het allemaal zelf wel halen!’ Een bizarre eis! Vijandelijke soldaten in je stad toelaten om daar te plunderen wat ze maar willen. Benhadad zegt: ‘Dat zijn mijn eisen. Dan alleen laat ik de stad verder ongemoeid.’

Benhadad toont hier een eigenschap die zo eigen is aan de vijanden van God en Zijn volk. Deze eigenschap: Gods vijand is er niet alleen op uit om mensen in zijn macht te hebben, maar Gods vijand is er óók op uit om die mensen alleen maar méér in zijn macht te krijgen. En een stapsgewijze benadering werkt daarvoor het beste.

‘Geef mij je goud, je zilver, je beste vrouwen en kinderen. Dan laat ik je verder ongemoeid.’ Hoe vernederend en pijnlijk die eis ook is, ze klinkt toch ook aantrekkelijk. Als je toegeeft, bespaar je jezelf verder veel ellende. Daar bovenuit: je houdt jezelf in het leven! Dat moet dit offer dan maar waard zijn. Je kunt Achabs keuze toch goed begrijpen?

Maar het is een verkeerde keuze! Achab is immers koning van Israël. De aanvoerder van het volk dat naar Gods naam genoemd is. Je bent geroepen om dit volk te leiden en te beschermen. Hoe donker de toekomst dan ook lijkt, je levert de ziel van je volk toch niet over aan de vijand? Dat is toch laf?

De les voor ons

Achab gaat overstag. Om erger te voorkomen wil hij de rijkdommen, de vrouwen en kinderen dan maar aan Benhadad geven. Is die houding niet herkenbaar voor onszelf in de strijd waartoe de Heere óns roept? De strijd tegen de vijanden van God en Zijn volk: de duivel, de wereld en ons eigen zondige vlees.

Ook van die vijanden kunnen we verzuchten: ‘Ik kan er toch niet tegenop. Ze zijn me toch te sterk! Dan kan maar beter wat schipperen en er zo nog het beste van maken.’

Net als Achab buigen we vervolgens met Benhadad mee:

• We buigen met de wereld mee en proberen door middel van compromissen er nog zoveel mogelijk van te maken. Als in ons land steeds meer besluiten genomen worden die tegen de wil van de Heere ingaan, dan moet je daar niet al te duidelijk op reageren. We kunnen beter proberen een beetje welwillend te zijn, een beetje mee te bewegen om er toch nog zo goed mogelijk uit te komen.

• We buigen met ons zondige vlees mee: ‘Ach, ik ben nu eenmaal niet volmaakt, dus dit of dat moet maar kunnen.’

• We buigen met de duivel mee die je voortdurend wijsmaakt: ‘Die ene verleiding, daar kun je toch niet tegenop.’ Dus geef je maar gewoon toe. Dat die ene zonde bij je leven hoort, dat heb je inmiddels wel geaccepteerd.

Zo probeert Achab het met Benhadad ook. Door wat mee te buigen probeert hij de confrontatie te vermijden. Maar wat komt Achab daar beschaamd mee uit. Want Benhadad blijkt een rupsje nooitgenoeg: ‘Als ik dit bij je voor elkaar krijg … Dan moet ik ook maar eens kijken of er niet nog meer in zit.’

Zo zijn Gods vijanden nog steeds. Ze zijn echt niet tevreden als je hen je vinger gegeven hebt. De zonde wil altijd meer. De duivel wil je helemaal in zijn macht. De wereld wil dat je helemaal meedoet met hen.

Achab ziet wat er van komt als hij half met de eisen van Benhadad meegaat. Laten we ervan leren dat we moedig en radicaal Gods vijanden – de zonde, de wereld en de duivel – moeten weerstaan. De strijd niet uit de weg gaan, maar met moed de goede strijd van het geloof strijden!

In eigen kracht? Nee, dát gelukkig niet! Daar hopen we de volgende keer iets van te zien!

Gespreksvragen

1) In deze Bijbelstudie wordt de vergelijking gemaakt tussen de strijd van Israël en de strijd van Gods kinderen hier en nu. Welke overeenkomsten ziet u? En welke verschillen?

2) Het leger van Israël bestaat voor een groot deel uit soldaten die uit hun dagelijkse werk worden opgeroepen voor de strijd. Welke overeenkomst ziet u daarin voor de strijd van een christen?

3) Wat vindt u van de beslissing van Achab? Kunt u er sympathie voor hebben? Waarom?

4) Op welke punten bent u geneigd ‘mee te buigen’ met de vijand? Wordt hierin van u op dit moment een stuk bekering gevraagd?

5) Kan meebuigen soms ook nodig zijn? Wanneer dan? En hoe weet je wanneer meebuigen wel nodig is en wanneer niet?

Ds. A.D. Fokkema is predikant te Kerkwerve

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 2019

De Wekker | 24 Pagina's

Niet weglopen voor de strijd

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 2019

De Wekker | 24 Pagina's