Werk als roeping en geschenk
James Kennedy geeft een historische en christelijke visie op werk
Toen James Kennedy een kleine twintig jaar geleden vanuit de Verenigde Staten naar Nederland emigreerde, kwam hij erachter dat Nederlanders een heel ander werkritme hanteren dan hij gewend was. Een gesprek met de Amerikaans-Nederlandse historicus over de betekenis van werk, de ontwikkeling van arbeidsethos in de recente Nederlandse geschiedenis en een christelijke visie op werk.
Het is juni 2003 als de kersverse hoogleraar moderne Nederlandse geschiedenis aan de Vrije Universiteit in de startblokken staat om een zomer lang door te werken. Geen goed plan, aldus zijn collega’s. Waarom nam hij geen vakantie? Zou hij zo niet binnen de kortste keren een burn-out krijgen? Dit ongevraagde advies om rustig aan te doen bleek typerend te zijn voor Nederland – een land met wettelijk vastgestelde vakantiedagen, ‘verplicht vakantiegeld bij je salaris en stille vakantieperioden waarin helemaal geen werk leek te worden gedaan’. Inmiddels is Kennedy – nu werkzaam als decaan aan het University College in Utrecht – helemaal ingeburgerd in de Nederlandse werksferen. Maar het was wél even omschakelen.
Met name viel hem op dat Amerikanen over het algemeen veel langere werkdagen maakten. ‘Dat je een deel van de zomer vrij nam, lag niet voor de hand. En dat je ’s middags rond een uur of vijf stopte met werken, dat lag zéker niet voor de hand. Bij Nederlanders is werktijd veel meer afgebakend, zij houden ervan om compact te werken op afgebakende momenten en scherpe keuzes te maken over hun tijdsindeling.’
Wat Kennedy betreft is dat een teken van een goed arbeidsethos. Want hoewel Nederlanders het minste aantal uren van alle Europeanen werken, hebben ze een hoge arbeidsproductiviteit per uur. Langzamerhand kwam hij erachter: lang werken is niet precies hetzelfde als hard werken. ‘Een Amerikaan kan weliswaar vijftien uur per dag op kantoor zitten, maar zijn netto arbeidsproductiviteit wordt er niet veel hoger van. Door hun afgepaste werkdagen spenderen Nederlanders veel meer tijd met familie – en nemen ze véél meer tijd om op vakantie te gaan.’
Aan het werk
Afgelopen najaar schreef Kennedy in het kader van de Maand van de Geschiedenis een essay over de ontwikkeling van werk in Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog. ‘Werk is in de naoorlogse jaren ontzettend belangrijk geweest in Nederland’, zegt hij daarover. ‘En hoewel de centrale rol van werk in de laatste decennia is afgenomen, geldt voor veel Nederlanders dat ze hun waarde als mens nog steeds afmeten aan hun (betaalde) werk. Werk doen – en daar iets van kunnen maken – is heel belangrijk voor mensen.’
Waar men in de jaren na de Tweede Wereldoorlog het werken veelal als dienstbetoon aan de samenleving bezag, wegen vandaag de dag persoonlijke motieven heel sterk mee: Vind ik mijn baan leuk? Leer ik ervan? Komen mijn talenten goed tot uiting? ‘Ook in de jaren vijftig was dit een thema, maar deze persoonlijke motivaties zijn wel wat belangrijker geworden dan voorheen.’ Kennedy noemt het een belangrijk en mooi streven dat je voldoening uit je werk haalt. Aan de andere kant benadrukt hij dat er ook heel veel werk is dat niet spannend of uitdagend is, maar toch gebeuren moet. ‘Ook dat werk heeft een intrinsieke waarde. Soms moet je gewoon doen wat je moet doen, al vind je daar geen voldoening in. Persoonlijk plezier of zelfontplooiing kunnen niet het laatste woord hebben in de houding ten aanzien van werk.’
Werk als roeping
Op de vraag of het fenomeen ‘werk’ anders gewaardeerd wordt door kerkelijke mensen dan door niet-kerkelijke mensen, reageert Kennedy voorzichtig. ‘Enerzijds leeft in de protestantse traditie nog wel iets meer de gedachte: hard werken hoort bij het christen-zijn; doen waar God je toe geroepen heeft. De notie van werk als roeping, als taak in het leven, is daar sterker aanwezig. Anderzijds is uit onderzoek niet gebleken dat kerkelijke mensen als gevolg hiervan ook daadwerkelijk meer uren werken dan mensen die niet tot een kerk behoren.’
De Bijbel is voor Kennedy – die sinds zijn komst naar Nederland lid is van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt – een belangrijke inspiratiebron in zijn denken over werk. ‘Ik denk inderdaad dat we tot arbeid geroepen zijn’, zegt hij. ‘Werk is een geschenk van God, dat Hij ook al gegeven had voor de zondeval. God had Zelf plezier in Zijn scheppende werk, dus ook voor ons mensen is het belangrijk om met plezier ons werk te doen en om scheppend bezig te zijn. Natuurlijk is na de zondeval ook het werken wel bezoedeld en zitten er allerlei kanten aan die minder aangenaam zijn. Dat is iets waar wij mee moeten leren omgaan.’
Tandje minder
Hoewel Nederlanders veel minder werken dan bijvoorbeeld Amerikanen, zegt Kennedy dat we nog steeds een vrij forse definitie van ‘arbeid’ hanteren. ‘Het is bekend dat wij, ook in Nederland anno 2022, veel méér werken dan de mensen in de tijd van Jezus.’ Hoewel hij werk als een roeping beschouwt, waarschuwt de hoogleraar dat we er niet in moeten doordraven. ‘Werk is niet alles. Het moet begrensd zijn – we moeten niet eindeloos het aardse brood na willen streven, maar toch vooral het hemelse Brood’, zegt hij met een verwijzing naar Johannes 6 vers 27 en 35. ‘Rust is onze roeping, niet de arbeid. Het is heel belangrijk om rust te nemen, het leven te vieren met anderen en oog voor elkaar te hebben.’
Het mag soms dus best een tandje minder – als we ons die luxe kunnen veroorloven, tenminste.
Maar een belangrijke vervolgvraag is: hoe vullen we onze vrije tijd dan eigenlijk in? ‘In de jaren zestig werd die vraag heel erg als een worsteling gevoeld’, zegt Kennedy daarover. ‘Het werd zelfs het “vrijetijdsprobleem” genoemd. Nu hebben we het daar niet meer over, maar het probleem is niet opgelost. Er wordt heel veel niet-positief genikst.’ Wat de hoogleraar betreft zou voor vrije tijd hetzelfde moeten gelden als voor werktijd: waar weet je je toe geroepen? Het is mooi te merken dat Nederlanders betrekkelijk veel vrijwilligerswerk doen naast of in plaats van betaald werk.’
Ten slotte komt Kennedy nog met een aanbeveling. In de samenleving ziet hij een sterke neiging tot perfectionisme; mensen willen zich voor zichzelf of voor anderen bewijzen. Hij noemt dat een dwaling: ‘In plaats van bewijsdrang zou het goed zijn om te redeneren vanuit je christelijke roeping: Waar word ik vandaag toe geroepen? Wat staat mij vandaag te doen? Roeping betekent geen dwang, maar biedt juist een zekere vrijheid. Het maakt je taak lichter vergeleken met de onmogelijke voorwaarden die je soms aan jezelf stelt.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 2022
De Wekker | 24 Pagina's