Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1834

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1834

De Afscheiding in discussie

6 minuten leestijd

1834 is geen toegangscode of jaartal, maar een begrip, en voor insiders is deze zin overbodig. Mijn eerste gemeente, Nieuw- Balinge, had ‘1834’ markant op de voorgevel van het kerkgebouw staan. Dat had niets te maken met het ontstaan van de gemeente of het bouwjaar van de kerk – beide dateerden uit 1907. De hervormde gemeente op het dorp kwam er pas decennia later. Maar het jaartal van de Afscheiding op de gevel geeft de identiteit, de geestelijke traditie van de gemeente aan.

Herdenking

Herdenkingsboeken laten vaak een interessante ontwikkeling zien, die minstens zoveel zegt over de mensen die herdenken als over wat herdacht wordt. In 1934, een eeuw na de Afscheiding, vinden her en der herdenkingen plaats en de grote woorden zijn niet van de lucht. Het zijn ‘heugelijke dagen van herdenking’, de Afscheiding was ‘heilige noodzaak’, en de aanwezigen worden aangesproken als ‘Feestgenooten’.

Rond 1984 verschijnen meer grondige historische studies. De uitbundigheid is verdwenen, maar de Afscheiding wordt nog steeds verdedigd. Ds. J.H. Velema beschrijft de Afscheiding als een doorbreking van maatschappelijke verhoudingen, maar vooral een terugkeer naar de boodschap van de Reformatie. De Afscheiding was ‘noodzakelijk en voor Gods aangezicht verantwoord als daad van eenvoudige gehoorzaamheid aan de Koning der Kerk.’ 1

Zal er in 2034 weer een herdenking komen? Ongetwijfeld zou die er opnieuw anders uitzien. De positie van de kerk in de samenleving is marginaler geworden. We zijn geneigd om voorzichtiger te spreken over het verleden, met meer oog voor schaduwkanten. Die zijn er bij de Afscheiding ook: onderlinge ruzies, groepsvorming rond oefenaars, eigenzinnige opvattingen. Het is terecht als we voorzichtig zijn met de claim dat iets echt Gods werk is. Maar had het dan anders gekund of gemoeten?

Vergissing

Ds. J.M.J. Kieviet heeft in een artikel in Protestants Nederland de vraag gesteld of de Afscheiding een vergissing was. Hij is niet de eerste die die vraag stelt, al gebeurt dat weinig in de afgescheiden kerken zelf. Kieviet beantwoordt de vraag bevestigend. Zijn vraag is ingegeven door de huidige stand van zaken, maar terugkijkend ziet hij rond 1834 al veel verkeerd gaan. De bestaansgrond van de afgescheiden kerken is er wat hem betreft feitelijk niet meer. ‘Wat een kleine 200 jaar geleden verweten werd aan de Hervormde kerk, namelijk een valse kerk te zijn, geldt – gemeten naar de maatstaven van de Afscheiding – nu die kerken zelf!’ Kieviet constateert dat er veel energie is gestoken in de ‘eigen’ kerk ten koste van het zicht op de kerk als geheel en het dienen van land en volk.

Kieviet wil vooral de huidige kerkelijke situatie aan de orde stellen. De grote verdeeldheid stelt ons inderdaad ernstige vragen. Het oordeel dat de Hervormde Kerk (of de Protestantse Kerk in Nederland) een valse kerk is, zullen vandaag weinigen voor hun rekening nemen, en terecht. De kerk verstaat zichzelf, anders dan in 1834, als Christus-belijdende kerk. Er wordt vaak grote verbondenheid ervaren, zoals ook uit het gesprek tussen Kieviet en Vergunst in dit nummer blijkt. Ik heb er diep respect voor hoe hervormde broeders en zusters hun plaats in de kerk innemen.

Wat lijden aan de kerk is, weten zij veel meer dan wij. De nadruk op geestelijke trouw en de vastheid van Gods verbond heeft stevige Bijbelse wortels.

Het is mij echter niet zo duidelijk waar Kieviets stelling dat de Afscheiding een vergissing was concreet toe zou moeten leiden. Als de kerken van de Afscheiding naar eigen maatstaven zelf ontrouw zijn, zou dat dan pleiten voor een nieuw uiteengaan? Dat is niet zijn bedoeling; onder verwijzing naar Wilhelmus a Brakel wijst hij juist op de grote zonde van kerkelijke scheuring. Zouden we dan collectief terug moeten keren naar de ‘vaderlandse’ kerk? Op onze generale synode is die vraag ook gesteld. Desgevraagd blijkt dit Kieviets eigenlijke ideaal of verlangen te zijn. De moeite met zo’n terugkeer is vanuit afgescheiden kant altijd geweest dat de kerk geroepen is om het evangelie onomwonden te belijden. In de PKN heeft de vrijzinnigheid ook een plaats; leertucht wordt door de kerk niet uitgeoefend. Gesloten kansels zijn dan noodzaak om het evangelie te bewaren.

Plaatselijk zal er meestal weinig verschil zijn in prediking of beleid tussen een CGK of een hervormde gemeente die zich van harte verbindt aan de gereformeerde belijdenis. Het verschil was altijd de visie op de landelijke kerk. Ik besef dat dit tegenwoordig minder ervaren wordt, omdat het accent steeds meer op de plaatselijke kerk ligt. Ik heb nog nooit het idee gehad dat iemand die overging naar de PKN zich had verstaan met het ‘beginsel der Afscheiding’.

Misschien is de huidige kerkelijke situatie zo gebroken dat er geen menselijke oplossing voorhanden is. Maar het verlangen om terug te keren naar één gereformeerde kerk in ons land heeft veel te weinig geleefd. En de vraag hoe het met al die gereformeerde kerken in ons land verder moet, moeten we wel blijven stellen. Het is niet te hopen dat Christus pas terugkomt als Zijn kerk op aarde één is, maar dat geeft ons geen vrijbrief om dat moment dan maar af te wachten.

Nabetrachting

In 1934 schreef de hervormde theoloog K.H. Miskotte een serie artikelen, ‘Korte nabetrachting over de Afscheiding van 1834’. Hij heeft kritiek op de interne verdeeldheid van de afgescheidenen en op theologische ontsporingen. Maar hij stelt ook dat het wel ergens om ging: een ‘strijd om het exclusief recht van Gods Woord’, een strijd om de prediking te bevrijden uit de kluisters van de tijdgeest, omdat het evangelie anders is dan de cultuur en de rede.

Miskotte constateert tegelijk dat er zegen heeft gerust op trouw aan de kerk der vaderen. In 1934 ziet hij een geweldige vooruitgang ten opzichte van 1834. De herdenking van de Afscheiding (en overigens ook van de Hervorming) zou volgens hem een feest- én rouwdag moeten zijn. Hij roept op om door te gaan met het werk in de kerk, trouw in het kleine en uitziend naar Christus’ komst. 2

Volgens prof. W. van ’t Spijker ging het Hendrik de Cock om de eenheid van de kerk, waarbij de prediking van het evangelie centraal stond; prediking die onderscheidend is, appellerend, bewogen prediking van de belofte. De Afscheiding spreekt ons aan ‘op onze trouw in de prediking – de prediking van het evangelie voor verloren mensen.’ 3 Als we als kerken dáár eens alle energie in zouden steken, trouw waar de Heere ons stelt, samen optrekkend waar het kan om het evangelie te verkondigen – wie weet wat er in 2034 dan te verwachten is.


Eindnoten

1 J.H. Velema, Wie zijn wij? Plaats van, informatie over, kijk op de Christelijke Gereformeerde kerken (Amsterdam 1992), 39-40.

2 K.H. Miskotte, Korte nabetrachting over de Afscheiding van 1834 (Amsterdam 1934).

3 W. van ’t Spijker, De Kerk bij Hendrik de Cock, Apeldoornse Studies (Kampen 1985).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 2022

De Wekker | 24 Pagina's

1834

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 2022

De Wekker | 24 Pagina's