Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bono’s geestelijke inspiratie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bono’s geestelijke inspiratie

De bijbelse hang naar sociale gerechtigheid van ’s werelds grootste rockzanger

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

Introductie

Is er een band die zijn fans psalmen laat zingen tijdens een concert? Zelfs nog uren nadat het concert al is afgelopen? Zeker, die band bestaat. Jarenlang heeft die band concerten afgesloten met 40, een bewerking van de psalmen 6 en 40. En al die jaren zingen de fans dat nummer nog lang na, lopend over het stadionveld, naar de uitgang, staand op het perron, hangend in de trein. Psalm 40 galmt na terwijl het concert al lang en breed is afgelopen. Het is de band U2 die deze psalm heeft verwerkt in een rocknummer:

“I waited patiently for the Lord        “Vol verlangen heb ik op de HEER gewacht

He inclined and heard my cry             en hij boog zich naar mij toe

He brought me up out of the pit        hij heeft mijn roep om hulp gehoord

Out of the miry clay                            Hij trok mij uit de kuil van het graf, uit de modder, uit het slijk. (…)

I will sing, sing a new song                Hij gaf mij een nieuw lied in de mond,

I will sing, sing a new song”              een lofzang voor onze God.”

(uit 40, U2 – War, 1983)                     (Psalm 40:2-3a, 4a)

In de jaren negentig is het eventjes afgelopen met deze praiseafsluiter. Op de platen Achtung baby ( 1991) en Pop (1997) worden juist vragen, twijfels en crises bezongen. Maar met de Elevation-tour in 2001, naar aanleiding van de plaat All that you can’t leave behind (2000), is het weer raak. Tijdens deze tour sluit U2 de concerten af met Walk on dat uitmondt in het minutenlang zingen van “halleluja”. En als zanger Bono het een topconcert vindt, voegt hij er enthousiast aan toe: “The Spirit is in the house”. En tijdens de laatste tour, de Vertigo-tour, sluit U2 de concerten weer regelmatig af met het traditionele 40.

Met 40 is iets bijzonders aan de hand. Dat nummer toont niet alleen aan dat U2 bij tijd en wijle een praiseband is, maar in datzelfde nummer zit ook een andere kant van U2. Bono heeft niet voor niets ook een korte frase uit psalm 6 in 40 verwerkt. Het refrein gaat verder na: “I will sing, sing a new song”:

“How long to sing this song?”             “Hoe lang, HEER, moet ik nog wachten?”

(uit: 40, U2 - War)                                (Psalm 6:4b)

Het is het “hoe lang” dat in menige psalm terugkeert. Het is een uitroep van ongeduld. Hoe lang nog? En dan kun je daar achter denken: hoe lang nog oorlog, hoe lang nog armoede, hoe lang nog onrecht? Bono schrijft zelf daarover in het voorwoord van een King James-uitgave van de Psalmen: “I thought of it as a nagging question - pulling at the hem of an invisible deity whose presence we glimpse only when we act in love. How long...hunger? How long...hatred? How long until creation grows up and the chaos of its precocious, hell-bent adolescence has been discarded?” (Selections from the book of Psalms, 1999). Niet voor niets ook is dit refrein een terugverwijzing naar Sunday bloody Sunday, het nummer waar de plaat War mee begint. Daarin komt die regel “How long must we sing this song” ook voor. En Sunday bloody Sunday is bepaald geen psalm, maar een politieke aanklacht tegen de religieuze verdeeldheid in Noord-Ierland. De titel verwijst expliciet naar Bloody Sunday in 1921, toen het leger een vergeldingsactie ondernam waarbij in Croke Park twaalf onschuldige burgers omkwamen. En naar de Bloody Sunday van 1972 in Derry toen het Britse leger het vuur opende op deelnemers aan een mensenrechtendemonstratie waarbij veertien mensen gedood werden.

40 is een beknopte samenvatting van Bono’s overtuiging, van zijn interpretatie van de bijbel en van de consequenties van zijn geloof. Wereldpolitiek en geloof zijn in zijn beleving volledig met elkaar verweven. Stilletjes geloven op zondag in de kerk zonder dat daaruit actie voortkomt kan niet volgens de U2-zanger. Om zijn politieke liedjes uit de jaren tachtig en zijn politieke optredens van de afgelopen jaren te kunnen begrijpen, moet je dan ook beginnen bij zijn geloof. Zijn strijd voor sociale rechtvaardigheid komt voort uit de lessen die hij van Jezus’ optreden in het Nieuwe Testament heeft geleerd. De strijd tegen armoede en aids is voor Bono een automatisch gevolg van zijn geloof in God en Jezus en de sleutels voor die samenhang zijn te vinden in zijn muzikale werk.

Jeugd

Bono, de drijvende kracht achter de boodschap van U2, wordt in 1960 als Paul Hewson geboren in het Ierse Dublin. Ierland is gespleten door religie, met aan de ene kant de katholieken en aan de andere kant de protestanten. Het bijzondere aan het gezin Hewson is dat vader Bobby rooms-katholiek is en moeder Iris protestant. ‘s Zondags zet zijn vader het gezin af bij de protestantse kerk, waarna hij doorrijdt naar de katholieke. Na een protestantse lagere school wordt Paul in 1972 naar een oecumenische middelbare school gestuurd, Mount Temple. Die school is dan nog maar net geopend en is de eerste school die kinderen van verschillende gezindten toelaat.

Het is hier dat de veertienjarige Larry Mullen een briefje op het prikbord hangt waarin hij medescholieren oproept samen een band te beginnen. In het najaar van 1976 is zo de band van Bono, The Edge, Adam Clayton en Mullen begonnen. Midden in de punktijd en midden in de roerige jaren van grote religieuze tegenstellingen en de daarbij horende rellen en harde politieoptredens.

Paul gaat Bono heten; al zijn jeugdvrienden hebben bijnamen aangenomen. Bono Vox, afgeleid van een merk gehoorapparaten, wordt uiteindelijk ingekort tot Bono, de naam waarmee de zanger nu al zesentwintig jaar (sinds de verschijning van debuut Boy in 1980) beroemd mee is.

Bono, The Edge en Mullen hebben alledrie een christelijke achtergrond. Clayton is de enige niet-gelovige in de band. Bono is in zijn jonge jaren vaak met zijn vriend Derek Rowan – wiens broertje Peter op de hoezen van Boy en War staat – mee naar een streng protestantse kerk geweest, een bijna sektarische gemeenschap. De bezoeken aan deze kerk en dit gezin vergroten Bono’s kennis van de Bijbel, maar zijn ook een kennismaking met verstikkende kerkelijke regels.

In de beginjaren van de band waren Bono, The Edge en Mullen betrokken geraakt bij de charismatische beweging Shalom (Hebreeuws voor ‘vrede’). In Shalom ging men weer terug naar de bijbel en werd afstand genomen van alles wat met kerkelijke organisaties samenhing. In deze groep was men vrij - tenminste, dat dachten de drie U2-leden. Ze werden langzamerhand succesvol en hadden Boy en October (1981) opgenomen. Hun mede-Shalom-leden begonnen echter steeds meer kritische vragen te stellen en eisten dat U2 zou kiezen tussen de rock en het evangelie. Dat leidde tot een breuk met Shalom.

In een religieus verscheurd land zagen de bandleden alle nare kanten van de kerk. Ze kregen zelf een vrijere opvoeding getuige de gang naar een oecumenische school. En ondanks de kerkstrijd die ze van nabij meemaakten, bleven ze zoeken naar een manier om te geloven. Toen ze zelfs in de evangelische Shalom-groep ontdekten dat ze onderworpen raakten aan kerkse regels, was het gedaan tussen U2 en de georganiseerde geloofsgemeenschappen. Bono is decennialang negatief gebleven over religie en kerk. “I often wonder if religion is the enemy of God. It’s almost like religion is what happens when the Spirit has left the building”, is een van Bono’s meest krachtige uitspraken tegen georganiseerde religie (DeCurtis, Anthonu 2001).

Geloof

Hoewel Bono pas sinds enkele jaren openlijk over zijn geloof praat, is de muziek van U2 er al die tijd van doordrenkt geweest. Neem de eerste drie albums Boy, October en War. U2 maakt op deze platen zowel muzikaal als inhoudelijk een rappe ontwikkeling door. Maar de constante factor is steeds geloof, liefde en overgave. Een paar voorbeelden. Het beroemde nummer I will follow waarmee debuut Boy begint, is een lied over Bono’s vroeg overleden moeder. Het past perfect op dit album vol pubertwijfels, heimwee naar vroeger en verlangen naar volwassenheid.

“A boy tries hard to be a man

His mother takes him by the hand

If he stops to think,

he starts to cry Oh why?”

Maar deze hunkering naar zijn moeder heeft ook een religieuze connotatie met een verwijzing naar de gelijkenis van de goede herder:

“I was lost, I am found”

En dan komt de navolging, die in de woorden van Bono zo luidt:

“If you walk away, walk away, I walk away, walk away, I will follow”

Hier is het maar net welk perspectief je kiest. Je hoort er Bono’s navolging van Jezus in: “I will follow”. Maar ook het omgekeerde klinkt erin door. Als de mens wegloopt, haalt Jezus je er weer bij. Die tweede interpretatie sluit dan naadloos aan bij “I was lost, I am found”.

In Tommorow van het album October doet Bono min of meer hetzelfde. Ook dit nummer gaat zowel over zijn overleden moeder als over God. Het is een daarna steeds weer terugkerend thema. Bono schept er plezier in nummers die dubbele lading mee te geven, die van liefdeslied en van religieus lied (denk ook aan Mysterious ways, All I want is you, In a little while, Grace).

“Won’t you be back tomorrow”,

zingt hij expliciet over het gemis.

“Who heals the wounds, who heals the scars”

Maar aan het einde krijgt de tekst een andere draai:

“I want you to be back tomorrow. (…)

Open up to the Lamb of God. (…)

He’s coming back. Oh, I believe Him.”

October is het meest expliciet religieuze album van U2. De plaat is gemaakt op het moment dat Bono, The Edge en Larry zeer actief waren in de Shalom-gemeente. Het levert nummers als Gloria en Rejoice op. Tussen October en War in krijgen de bandleden problemen binnen die gemeente. Het leidt tot de rigoureuze stap om de kring te verlaten. War is dan minder evangelisch en meer naar buiten gericht. Bono die zwaaiend met witte vlaggen optreedt, wordt nu een steeds meer politiek getint artiest.

Maar het geloof is niet weg. Bono zingt zeer expliciet over overgave op het nummer Surrender. En Sunday bloody Sunday is niet alleen een aanklacht tegen oorlog, tegen de misstanden in Noord-Ierland, maar is ook te begrijpen als een lied over de persoonlijke worsteling tussen geloof en wereld, over de verscheurdheid waartoe georganiseerde religie kan leiden.

“But I won't heed the battle call

It puts my back up, puts my back up against the wall.”

Ook de leden van U2 voelen zich met de rug tegen de muur staan in deze kerkstrijd. Nu ze de stap maken om zonder Shalom-kring verder te gaan en de rockwereld te betreden met hun persoonlijke geloofsovertuigingen begint voor hun een lastige strijd:

“The real battle just begun

to claim the victory Jesus won”

Want zo hebben Bono, The Edge en Larry het zeker ervaren. Shalom trok hard aan hen en de band kwam in de overtuiging dat er een keuze moest worden gemaakt tussen geloof en muziek. Het had weinig gescheeld of U2 was opgehouden te bestaan, maar de band koos voor geloof én muziek, maar dan zonder de groepsdruk van een gemeente. Dat werd hen in die evangelische kring niet in dank afgenomen.

Politiek Vanaf War is U2 een politieke band. Ze hebben het imago van rebellen en de band heeft zich met deze plaat uitgesproken over wereldproblematiek. Die lijn zet in de jaren erna alleen maar door. In die jaren krijgt ook langzamerhand de relatie tussen politiek en geloof vorm. Het grote voorbeeld Martin Luther King speelt daarbij een belangrijke rol. Hij komt nadrukkelijk voor op het album The unforgettable fire (1984). Van Martin Luther King leert Bono dat geloof niet zonder gevolgen kan zijn. Ook zijn voorliefde voor zwarte kerken, die doorgaans activistischer zijn, wordt zo gevoed. In een interview in 2005 voor het toonaangevende blad Rolling Stone vertelt Bono over de eerste ervaringen in Amerika waar hij tot zijn stomme verbazing televisiedominees ziet. Hij vergelijkt ze met de marktkooplui in de tempel die door Jezus werden verdreven. En dan komt hij in een zwarte kerk: “Until you get to the black church, and you see that they have similar ideas. But their religion seems to be involved in social justice; the fight for equality. And a Rolling Stone journalist, Jim Henke, who has believed in you more than anyone up to this point, hands you a book called Let the trumpet sound – which is the biography of Dr. King. And it just changes your life” (Wenner, Jann S. 2005). De boodschap van King – en later ook die van Bono zelf – wordt bezongen op Pride (In the name of love). De moord op King wordt beschreven, maar dominant in het nummer is de boodschap van de liefde:

“One man come in the name of love

One man come and go

One man come he to justify

One man to overthrow

In the name of love

What more in the name of love”

Het zijn nummers als deze waardoor U2 vooral bekend wordt als prediker van de liefde. Maar pas als je hun oeuvre overziet en de teksten goed op je laat inwerken, ontdek je dat het hier niet om de gewone liefde gaat, maar om de christelijke liefde, de liefde van Jezus. Net als King verbindt Bono zijn geloof aan de boodschap die hij heeft voor de wereld.

Dat een rockster een belangrijk podium heeft voor die boodschap en dat een rockster zelfs machtig kan zijn, ontdekt Bono op 13 juli 1985. Die dag wordt zowel de verdere doorbraak van U2 als een belangrijke ervaring voor de latere politieke carrière van Bono. U2 treedt op tijdens Live Aid, het benefietconcert ten behoeve van hongerend Afrika.

Na Live Aid reist Bono met zijn vrouw Ali af naar Ethiopië om buiten het zicht van de camera’s de ellende met eigen ogen te zien. Het is een zeer bepalende fase in Bono’s leven waar hij niet erg spraakzaam over is. ‘Na bij Live Aid betrokken te zijn geraakt zei ik tegen Ali: “Ik kan die mensen maar niet uit mijn hoofd zetten. We moeten iets ondernemen. Op een rustige manier…” We zeiden tegen niemand dat we erheen gingen en gingen ook stilletjes, zonder enige publiciteit.’ Als de interviewer dan doorvraagt naar Bono’s ervaringen in Ethiopië, antwoordt hij: ‘Ik geloof niet dat ik hier nog over kan praten. Laten we van onderwerp veranderen.’ (Assayas, Michka 2005.) Hij zegt elders in dat interview nog wel dit: “Ik herinner me die beelden nog heel goed. En vervolgens ging ik er later, na Live Aid, zelf heen en toen waren het geen beelden meer… maar kinderen die voor mijn neus stonden, of dan althans voor me probeerden te staan. Toen en daar besloot ik dat ik niet in een wereld wilde leven waarin dat waar is. En dat zal ik ook niet. En weer later begon het me, met ons politieke werk voor DATA (Debt, Aids, Trade in Africa, een organisatie door Bono opgericht in januari 2002, MV), te dagen dat wij de generatie kunnen zijn die een eind maakt aan armoede, de soort armoede waarbij een kind kan sterven ten gevolge van een gebrek aan een simpele vaccinatie of aan voedsel in zijn buik.”

De blik op de wereld wordt steeds breder en breder. Bono maakt in dat jaar meer reizen en de ervaringen klinken door op The Joshua Tree, het album waarmee U2 in 1987 definitief doorbreekt tot de top van de rockwereld. In Where the streets have no name weerklinken Bono’s herinneringen aan Ethiopië, Bullet the blue sky schrijft hij na een reis door Midden-Amerika waar hij de gevolgen van de Amerikaanse buitenlandpolitiek ziet en Mothers of the disappeared bezingt de dwaze moeders van Argentinië. De hele wereld komt voorbij. Al is de plaat overgoten met een dikke saus Amerika. De cover is gemaakt in een van de Californische woestijnen waar de Joshua trees voorkomen. En door al dat mensenleed en die wereldpolitiek heen schijnen de religieuze symbolen. De gospel van I still haven’t found what I’m looking for is recht voor z’n raap, maar verder zitten ook andere nummers vol verwijzingen. Zo heeft het liefdeslied With or without you duidelijk een bijbelse bijklank.

“My hands are tied, my body bruised”

doet denken aan de verwonde Jezus aan het kruis. En dan vervolgt Bono, met een verwijzing naar Jezus’ offer:

“And you give yourself away”

Where the streets have no name lijkt naar hemelse sferen te verwijzen. Bono geeft het nummer zelf een sterk religieuze lading mee tijdens de Elevation-tour (te zien op de Live in Boston-DVD). Bij de aankondiging zegt hij:

“What can I give back to God                        “Hoe kan ik de HEER vergoeden

for the blessings he’s poured out on me?     Wat hij voor mij heeft gedaan?

I’ll lift high the cup of salvation                      Ik zal de beker van bevrijding heffen,

- a toast to God!”                                          de naam aanroepen van de HEER.” (Psalm 116:12-13)

Twijfels

Na het enorme succes van The Joshua Tree en na het min of meer mislukte filmproject Rattle and hum (1988) komt de bezinning. De leden van U2 moeten omgaan met de roem en het geld en kunnen niet meer beantwoorden aan het imago dat ze graag willen hebben: gewone, benaderbare popartiesten. De aanklagers van armoede in de wereld komen zelf om in het geld. En de oprechte, eerlijke jongens uit Dublin krijgen door massamedia een imago opgeplakt en worden iconen. Of ze willen of niet.

De vragen, de twijfels en de noodzakelijke gewenning aan het rocksterimago leiden tot drie intrigerende platen: Achtung baby, Zooropa (1993) en Pop. De politiek is even naar de achtergrond verdreven. Nu gaat het over massahysterie, marketing, televisiecultuur en de consumptiemaatschappij. Maar ook over de persoonlijke worstelingen van U2. De platen zijn veel meer een uiting van zelfreflectie en introspectie dan de platen tot dan toe. Bono zet in de ZOO TV-tour types neer waarachter hij zichzelf verbergt - onder meer in The fly – om op die manier te spelen met het begrip imago. Hij zingt over dat opgeplakte image (Even better than the real thing) dat de meute liever ziet dan de echte muzikanten die daar achter zitten..

Op Achtung baby, Zooropa en Pop is ook meer ruimte voor het benoemen van geloofstwijfels. De gospel van October lijkt soms heel ver weg. Door vragen, twijfel en verraad als thema’s te kiezen, laat Bono zien dat hij niet een braverik is, maar een gelovige met aanvechtingen die ook bloot staat aan verleidingen. In Acrobat gaat het onder meer over de discrepantie tussen de heilige die Bono in de publiciteit is geworden en de ware Bono die hij privé is. Maar het gaat ook over het verschil tussen geloof en daden:

“And I must be an acrobat

to talk like this and act like that”

Net als in I still haven’t found what I’m looking for kan hij geen rust vinden in geloof, alleen is het nu scherper, rauwer en pregnanter. En zijn kritiek op de kerk blijft stevig overeind:

“And I’d join the movement

if there was one I could believe in

Yeah, I’d break bread and wine

If there was a church I could receive in”

De geloofszekerheid is eventjes ver te zoeken. Daarom is bijvoorbeeld het verraad van Judas nu bij uitstek een bijbelverhaal waaruit Bono inspiratie put voor een nieuw nummer. Until the end of the world beschrijft op verrassende wijze dit verraad. Bono veronderstelt in zijn versie dat Jezus en Judas op een bijzondere manier van elkaar hielden:

“In the garden I was playing the tart

I kissed your lips and broke your heart”

Er hangt een welhaast seksuele spanning tussen de twee hoofdfiguren in deze versie van het verraad in de hof van Getsemané. Maar Bono zingt niet alleen over Judas, maar ook over zichzelf. Ook hij is een man met spijt die gered wil worden:

“I reached out for the one I tried to destroy”

In Mofo van het album Pop zoekt Bono naar God. Hij voelt dat God ontbreekt in zijn leven en hunkert naar hem:

“Lookin’ for to save my, save my soul

Lookin’ in the places where no flowers grow.

Lookin’ for to fill that God-shaped hole”

En van Wake up dead man maakt Bono een psalm zoals we die van David kennen. De psalm die niet Gods lof bezingt, maar die eerder een aanklacht is. Zoals David in psalm 22 dicht:

“Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?”

In de versie van Bono is dat:

“Jesus, Jesus help me

I'm alone in this world

And a fucked-up world it is too

(…)

Jesus, I’m waiting here, boss

I know you're looking out for us

But maybe your hands aren’t free.

(…)

Wake up, wake up dead man”

In Please is Bono ronduit boos. Boos over die gelovigen die braaf op zondag naar de kerk gaan, maar die het verder laten afweten. Hier klinkt opnieuw de opvatting van Bono door over de consequenties van het christelijk geloof. Deze activistische opvatting brengt Bono vanaf 2000 zelf uitgebreid in de praktijk. Nu zingt hij er nog bozig over:

“Your Catholic blues, your convent shoes,

Your stick-on tattoos now they’re making the news

Your holy war, your northern star

Your sermon on the mount from the boot of your car.

Please, please, please

Get up off your knees”

God is absoluut niet verdwenen in deze periode. Alleen de benadering is anders, de thema’s zijn anders. Het past goed in de opvatting van Bono, zo zegt hij in een interview, dat alle interessante muziek over God gaat, of dat nu prijzend en belijdend is of vragend en twijfelend:

“The music that really turns me on is either running toward God or away from God. (…) The blues are like the Psalms of David. Here was this character, living in a cave, whose outbursts were as much criticism as praise. There’s David singing, ‘Oh, God – where are you when I need you? You call yourself God?’ And you go, this is the blues. Both deal with the relationship with God. That’s really it. I’ve since realized that anger with God is very valid.”

Wereldtoneel

Na deze albums vindt een belangrijke omslag plaats. Bono laat de twijfels en de vragen achter zich. Hij hervindt zichzelf en uit zich zelfverzekerder over zijn geloof. Bono praat er openlijker over en hij wordt politiek steeds actiever. Het begint met Jubilee 2000, de campagne voor schuldenkwijtschelding van ontwikkelingslanden. De campagne richt zich op het einde van het millennium en hoopt een eigentijdse invulling te geven aan het bijbelse jubeljaar. De organisatie is een bundeling van tientallen kerkelijke organisaties, mensenrechten- en ontwikkelingsorganisaties.

Vanaf dit moment gaat Bono zijn beroemdheid inzetten om zichzelf toegang te verschaffen tot belangrijke politici. Zijn bijdrage aan Jubilee 2000 zet hij om in een permanente campagne via de organisatie DATA. Het netwerk van Bono breidt zich snel uit. Bill Gates helpt DATA aan het eerste kapitaal, de zanger gaat langs bij George W. Bush, de paus, Tony Blair en hij neemt in mei 2002 Paul O’Neill, de Amerikaanse minister van financiën, mee op een reis naar vier Afrikaanse landen. Zijn activisme leidt, twintig jaar na Live Aid, opnieuw tot een groot concert: Live 8. Nu is niet ophalen van geld het voornaamste doel, maar moet met het concert de politieke druk op de grootste landen, de G8, worden opgevoerd om de schuldenproblematiek van ontwikkelingslanden aan te pakken. Bono zet zich voor drie dingen in: kwijtschelding van de schulden, bestrijding van armoede en aids en het schrappen van oneerlijke handelsbarrières. Zijn contacten met Jeffrey Sacks, adviseur van de Verenigde Naties, geven hem de overtuiging dat zijn strijd een haalbare strijd is. Sacks zet in Het einde van de armoede uiteen hoe het mogelijk is de problemen van Afrika in twintig jaar op te lossen1. Het geeft Bono argumenten in handen om zijn strijd boven de liefdadigheid uit te tillen. Als het mogelijk is volgens economen, dan hebben de wereldleiders ook de plicht die Afrikaanse problemen te helpen oplossen, zo luidt Bono’s redenering. “It’s not about charity, it’s about justice”, wordt een gevleugelde uitspraak van hem.

Daarbij doet hij ook een klemmend beroep op kerken. “In de Global Village bepaalt afstand niet wie je buren zijn, en ‘hebt uw naasten lief’ is geen advies maar een bevel”, zegt hij tegen de kerken. Zo komt hij ook in contact met Bill Hybels van de Willow Creek-gemeente. Daar vindt hij een gewillig oor. In de leiderschapscursussen van Willow Creek, die beschikbaar zijn over de hele wereld, komt ook Bono uitgebreid aan het woord. Bono gebruikt in zijn oproep bijbelse argumenten en verwijzingen. Hij roept het beeld op van navolging van Jezus: “…als we allemaal een beetje meer op Hem zouden lijken, zou de wereld veranderen.” Hij zegt ook: “Wat Afrika betreft kunnen we niet verliezen, want we zetten onze schouders tegen een deur die de almachtige God al heeft geopend. Wij hebben het morele overwicht in de discussie, en dat is heel belangrijk.” (Assayas 2005.)

Belijden

Al dit activisme is ingebed in geloof. En dat geloof belijdt Bono onomwonden. Hij doet dat in interviews: “Waar het met de dood van Christus om gaat, is dat Christus de zonden van de wereld op zich nam, zodat wat we doen ons niet vergolden wordt en dat onze zondige aard niet onze ondergang wordt. Daar gaat het om.”

Maar hij belijdt het ook in de muziek. De laatste twee platen, All that you can’t leave behind en How to dismantle an atomic bomb (2004), zijn in dat opzicht volwassen vormen van October. Bono is in de loop der jaren betere teksten gaan schrijven, waardoor de teksten gelaagder zijn, maar de geloofsuitingen lijken ook dieper doorleefd.

Saillant is dat op de cover van All that you can’t leave behind Gods telefoonnummer (zoals Bono de bijbeltekst noemt) is verstopt. Wie goed kijkt, ziet dat in de foto van de vliegveldhal een bordje met “J33:3” is gemonteerd, verwijzend naar Jeremia 33,3:

“Roep mij aan, en ik zal je antwoorden”

Na de aanklacht van Wake up dead man klinkt Beautiful day, het eerste nummer op All that you can’t leave behind, als een grote opluchting. Het is een paaszang die de opstanding bezingt – niet letterlijk, maar dat is de sfeer - na de droevigheid van Wake up dead man. In a little while herbergt weer dubbele bodems, zoals die vaker te vinden zijn bij U2. Het zou een liedje zijn over een nachtje stappen, maar Bono geeft het een hemelser draai als hij tijdens de tour vertelt dat zijn idool Joey Ramone op zijn sterfbed dit liedje draaide:

“In a little while

This hurt will hurt no more

I'll be home, love”

En Grace kan over een bevallig meisje gaan, maar het gaat natuurlijk over genade. In het interviewboek Bono over Bono zegt hij al dat vergeving iets is waar hij nog steeds sprakeloos van wordt. Dat bezingt hij in Grace:

“Grace, she takes the blame

She covers the shame

Removes the stain

(…)

What once was hurt

What once was friction

What left a mark

No longer stings

Because Grace makes beauty

Out of ugly things”

Op How to dismantle an atomic bomb gaat Bono nog een paar stappen verder in het uiten van zijn geloof. Hij zingt over God in Yahweh en All because of you. Hij refereert daarbij expliciet aan Gods Hebreeuwse naam, jahweh, vertaald: “Ik zal er zijn”. Maar de Bono zoals we die tegenwoordig kennen van al zijn politieke activiteiten, houdt het niet bij gospel alleen. Love and peace or else, Miracle drug en Crumbs from your table gaan over oorlog, aids en ontwikkelingshulp. In dat laatste nummer klinkt door het onrecht dat Bono bestrijdt:

“Where you live should not decide

Whether you live or whether you die”

Hij is ervan overtuigd dat het een christelijke plicht is te strijden tegen die onrechtvaardigheid. Het begint met het in de praktijk brengen van de liefde van Jezus. In een interview beschrijft hij dat als volgt:

“Mijn begrip van de Heilige Schrift is eenvoudig gemaakt door de persoon Christus. Christus leert dat God liefde is. Wat betekent dat? Wat het voor mij betekent: een studie van het leven van Christus. Liefde beschrijft zichzelf hier als een kind dat in stro, in armoede wordt geboren, de kwetsbaarste situatie van allemaal, eerloos. Ik zorg ervoor dat mijn religieuze wereld niet te gecompliceerd wordt. Ik denk simpelweg: nou, ik meen te weten wat God is. God is liefde en die liefde in de praktijk te brengen – dat is mijn godsdienst.” (Assayas 2005)

Die liefde bezingt Bono in zijn muziek. Wie de teksten goed tot zich door laat dringen ontdekt dat het hem om die goddelijke liefde gaat. En die liefde moeten christenen weer doorgeven en betonen aan zwakkeren en hulpbehoevenden op de wereld. Wanneer die bijbelse inspiratie in Bono’s muziek eenmaal wordt doorzien, dan is ook te begrijpen waar hij zijn inspiratie vandaan haalt voor zijn politieke optredens.

Noot

1 Noot van de redactie: zie voor een bespreking van dit boek het essay van Van Winden, elders in dit nummer

Literatuur

Assayas, Michka. 2005. Bono over Bono: Gesprekken met Michka Assayas. Utrecht: Bruna.

Bowler, Dave & Bryan Dray. 1993. U2: A conspiracy of hope. Londen: Sidgwick & Jackson.

DeCurtis, Anthonu. 2001. Bono: The Beliefnet interview. www.beliefnet.com, februari.

Dunphy, Eamon. 1988. Unforgettable fire: De geschiedenis van U2. Weer: Uitgeverij M&P.

Horowitz, Mitch. 2006. Bono and the art of getting results. Science of mind, januari.

Sacks, Jeffrey. 2005. Het einde van de armoede. Rotterdam: Lemniscaat.

Scharen, Christian. 2006. One step closer: Why U2 matters to those seeking God. Grand Rapids: Brazos Press.

Selections from the book of Psalms. 1999. New York: Grove Press.

Stockman, Steve. 2003. Walk on: De spirituele zoektocht van U2. Amsterdam: Make waves – Ark boeken.

Stokes, Niall 2001. Into the heart: The stories behind every U2 song. Londen: Carlton Books.

Wenner, Jann S. 2005. Bono: The Rolling Stone interview. Rolling Stone, november.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2006

Radix | 112 Pagina's

Bono’s geestelijke inspiratie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2006

Radix | 112 Pagina's