Huis waarin Gods vrede is
De toekomst van de kerk na corona
Hoe zal het kerkelijk leven er na de coronapandemie uitzien? Niemand weet het precies, al mogen we geloven dat God Zijn kerk bewaart. Niettemin tekenen zich wel enkele ontwikkelingen af, waarvan de lijnen zich laten doortrekken. In dit artikel overweeg ik hoe de situatie in de kerken er na de pandemie uit zou kunnen zien.
In kerk en theologie zijn we het niet zo gewend om vooruit te blikken. Wel als het gaat om de christelijke hoop en de komst van Gods Rijk, maar het proberen in te schatten hoe de nabije toekomst eruitziet, is eerder voer voor sociologen dan voor theologen. Een vooruitblik wagen is ook riskant. Het gaat vaak anders dan gedacht, en al snel wordt de gedachtevorming tot speculatie. Om dat gevaar te matigen, kent dit artikel twee rondes: eerst wat voor de hand ligt, dan wat meer onzeker is.
Hoop
Wat zullen we het waarderen als we elkaar weer als complete gemeente mogen ontmoeten in de kerk. Wat een paar jaar geleden vanzelfsprekend was, blijkt een kostbaar geschenk. Samen de kerk binnengaan, elkaar begroeten, Gods lof zingen. Veel mensen missen nu vooral het zingen, dat je boven jezelf uittilt. Dat accent op zingen is ook goed reformatorisch: de Reformatie schakelde immers de gemeente in bij het zingen, en niet langer alleen de geestelijken.
Intussen gaat het niet alleen om het elkaar weer kunnen ontmoeten. God wil ons ontmoeten en wil geprezen zijn. Dat is ook de reden waarom kerkdiensten doorgang moesten vinden (en nog altijd moeten vinden) in coronatijd: de lofzang op de levende God moet gaande gehouden worden. De eredienst gaat immers om God. Dat accent klonk niet altijd door: veel kerkgangers verwoordden vooral hun eigen behoefte om naar de kerk te gaan. Die behoefte is begrijpelijk, maar dan is het net zo begrijpelijk dat nietgelovigen hun behoefte aan theater en museum daarnaast zetten.
Het lijkt mij voor de hand te liggen dat we binnen enkele maanden weer redelijk normaal mogen samenkomen. Al blijft de vraag of we ooit helemaal van het coronavirus af komen en of er spoedig afgeschaald zal worden van de testsamenleving. De geschiedenis leert dat eenmaal ingestelde maatregelen niet zo snel weer worden teruggedraaid.
Vrees
Er is ook reden om te vrezen voor de situatie na corona. We zullen veel mensen terugzien in de kerk, maar hoeveel zien we er niet meer terug? Randleden die vervreemd zijn van de kerk, maar ook jongeren en ouderen die gemakzuchtig zijn geworden en thuis meedoen wel prima vinden. Het thuis inschakelen bij de kerkdienst past goed bij individualisme en consumentisme die onze samenleving kenmerken. En ook als mensen weer de kerk opzoeken, gaan ze dan naar hun oude thuisgemeente? De neiging tot kerkelijk shopgedrag werd eerder nog in toom gehouden doordat werd opgemerkt dat je op de ene plaats (je eigen gemeente) afwezig was en op de andere aanwezig. Maar de afgelopen tijd waren een aansprekender voorganger en betere muziek maar één klik ver weg.
Deze eerste, voor mij evidente, inschatting van hoop en vrees na de coronatijd geeft aanleiding om een spade dieper te gaan. Wat valt er te verwachten op basis van ontwikkelingen die in de kerken te zien zijn?
Trends
Ik meen drie trends te zien die kerken aangaan en die door de coronacrisis worden versterkt. Ten eerste is dat de beweging van instituut naar netwerk. Instituten, waar mensen een leven lang lid van zijn, behoren hoe langer hoe meer tot het verleden, of het nu om politieke partijen of omroepverenigingen gaat. Wat tegenwoordig meer aanspreekt, is een korter durend commitment, kleinschalig, en bepaald door het eigen netwerk. De beweging van instituut naar netwerk werd bij kerken zichtbaar in een toenemende focus op de plaatselijke gemeente (en minder besef van het landelijke kerkverband). Daarmee gepaard gaat een nieuw besef van het eigen plaatselijke netwerk, met andere kerken, voedselbanken en de plaatselijke overheid. Een verschuiving van het meer formele naar het meer persoonlijke past daarbij. Ook in behoudende gemeenten zien jonge mannen die tot het ambt geroepen worden, er soms tegenop om in het standaard plaatje van ‘de ouderling’ of ‘de diaken’ terecht te komen. Ik verwacht dat door corona mensen gevoelsmatig nog minder zullen hebben met instituten en dat de informalisering doorzet. Dat hoeft niet alleen verkeerd te zijn: je krijgt de indruk dat de eerste christelijke kerken ook eerder een netwerk dan een kerkverband vormden.
Een tweede trend is die van het ongeduld. Dat onze samenlevingen gejaagder zijn dan een eeuw (of twee) geleden, is evident. We lopen en spreken sneller en zijn bovendien voortdurend verbonden. De kerk had eerder veel minder te maken met het ongeduld in de maatschappij. Wie naar de kerk gaat, blijft doorgaans tot het einde van de dienst aanwezig. Maar wie heeft ingeschakeld bij een dienst, kan op elk moment zijn commitment her roepen en uitschakelen, even mentaal of fysiek achteroverleunen of koffie halen. Dat legt een druk op het tempo van de kerkdienst. Vergeleken met wat velen gewend zijn op het werk en in de media, lag dat tempo behoorlijk laag. Geen korte soundbites, maar rustig opgebouwde preken en royaal orgelspel tijdens de collecte. Dat maakt ook de charme (in de goede zin van het woord) van de kerkdienst uit: hier geen jacht, maar rust. En gezegend de gemeente waar het ook nog eens stil mag zijn: voor, tijdens, of na de dienst. In die stilte werkt de Geest ook.
De gewijde stilte in een kerkgebouw is echter totaal anders dan de doodse stilte in een online vergadering. En het in toom houden van kinderen thuis is niet hetzelfde als ze naast elkaar in een kerkbank neerzetten. De druk is, kortom, toegenomen. Als ik me niet vergis, drukken meer en meer gemeenten de voorganger op het hart om vooral kort te preken. Zeker als er alleen een camera stond en er geen mensen waren, gingen velen vanzelf korter preken. Omdat de interactie met luisteraars ontbreekt, wordt de preek een toespraak en valt ze voor het gevoel als een lekke bal in een zandbak. Door dat gevoel moet de prediker zich niet laten leiden, want de Geest werkt door en met het Woord, maar een effect heeft dat gevoel wel degelijk. Nieuwtestamentisch gezien is de gemeente bedoeld als een gemeenschap.
Intussen werd heel verschillend met de lockdown omgesprongen. Enkele kerken gaven de kerkdiensten de afgelopen tijd radicaal anders vorm, als een televisieuitzending van een uur, inclusief studio, apparatuur en regie. Zo nam men serieus dat een uitzending echt wat anders is dan een dienst in de kerk. Aan de andere kant staan kerken waar alles hetzelfde bleef, alleen de handdruk en het voorspel voor de collecte waren verdwenen. Daarachter steekt ook een legitiem motief: als de inrichting van de eredienst goed was, hoeft die niet door toevallige omstandigheden te wijzigen. Dus zagen kerkdiensten in Amersfoort-Vathorst er heel anders uit dan die in Dordrecht- Centrum, meer nog dan voor corona.
Deze verschillende omgang met lockdowns brengt me bij een derde trend, die volgens mij in coronatijd niet aan kracht heeft ingeboet: polarisatie. In de samenleving speelt de polarisatie tussen hoger- en lageropgeleid en die tussen conservatief en progressief. Mensen leven hoe langer hoe meer in eigen bubbels, soms aangejaagd door algoritmes die hun op internet slechts tonen wat ze toch al vonden. De ander lijkt in een andere wereld te leven, ofwel: hij begrijpt er niets van. Polarisatie wordt versterkt door de voorgaande twee trends. Als ik me niet vergis, zijn kerken hiervoor niet immuun. Dat wordt wel spannend, want als we als broeders en zusters aan elkaar gegeven zijn, zijn we ook geroepen om elkaar lief te hebben. Jaren geleden schreef prof. J.P. Versteeg het mooie boekje Oog voor elkaar, over de onderlinge verhoudingen in de gemeente. Het lijkt me opnieuw relevant voor de verhoudingen binnen kerkelijke gemeenten en tussen kerken onderling. Het lichaam van Christus is immers niet gedeeld.
Misschien zie ik de trends verkeerd, en trends zijn geen natuurwetten, maar al met al is er wel reden tot zorg voor het kerkelijk leven na corona. Toch zie ik ook hoopgevende kanten aan kerk-zijn na corona. Ik noem er twee. Dat moet hier kort, maar mijn boek Maria: Icoon van genade, dat eind juni verschijnt, biedt hierover meer.
Hoop
Allereerst hoop ik dat de coronacrisis helpt bij het vormgeven van wat ik ‘een theologie van de (heilige) plaats’ noem. Het protestantisme heeft die eigenlijk niet. Terwijl het voor een rooms-katholiek evident is dat hij voor de mis naar de kerk moet (want alleen daar wordt de eucharistie gevierd en het sacrament uitgereikt), benadrukken protestanten vanouds het Woord. Vaak beroept men zich op Johannes 4: 24: ‘God is Geest en wie Hem aanbidden moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.’ Maar als God overal gediend kan worden, wat is dan de meerwaarde van het kerkgebouw? Het is de ontmoetingsplek voor de samenkomst, maar ook niet meer dan dat. Dan valt te begrijpen dat velen pleitten voor solidariteit met de rest van de samenleving en alleen onlinediensten te houden.
De terughoudendheid om plaatsen theologisch te waarderen gaat onder andere terug op Johannes Calvijn. Hij noteert in zijn commentaar op Handelingen 2: 46 en 3: 1 dat Petrus en Johannes enkel naar de tempel gingen omdat daar veel mensen bijeen waren, niet omdat deze plaats als zodanig meerwaarde zou hebben. Dat klinkt onwaarschijnlijk. Opvallend genoeg doen calvinisten wel aan theologische waardering van de tijd, bijvoorbeeld in de zondagsheiliging, maar niet ten aanzien van plaatsen.
De coronapandemie heeft het protestantisme nadrukkelijk bepaald bij de vraag naar de theologische waarde van plaatsen. Het is al te seculier om te doen alsof alle plaatsen gelijk zijn. We noemen kerkgebouwen toch niet voor niets ‘Bethel’, huis van God. Maar waarom doen we dat? De stenen zijn toch niet heilig? Ik denk dat het theologisch adequate antwoord is: omdat Woord en sacrament er worden bediend. De Woordbediening laat zich (ten dele) wel uitzenden, maar de sacramentsbediening niet. Om het avondmaal te vieren, moet je ter plekke zijn om brood en wijn te ontvangen. Zo bepaalt het sacrament ons bij onze lijfelijkheid: we zijn ons lichaam, op een bepaalde plaats. Juist daarom is het sacrament na corona zo belangrijk. Corona bepaalde ons mensen, die meenden dat we haast overal konden zijn, haast tegelijk, bij onze lichamen. We werden stilgezet. Het sacrament zet ons stil bij onze lichamelijkheid, maar brengt er ook beweging in: naar Gods Koninkrijk.
Mijn hoop dat de coronapandemie leidt tot theologische bezinning op plaatsen gaat dus hand in hand met een nieuwe nadruk op het belang van het vieren van het avondmaal. Calvijn wilde dat zelfs wekelijks.
Het tweede aspect dat hoop geeft is dat van de liturgie. Die ging ‘gewoon’ door, ook met weinig kerkgangers. Ook al is er maar een fractie van de gemeente, de lofzang gaat door, Gods lof wordt verkondigd, het Evangelie klinkt. Dat geeft moed, ook in een kerk die krimpt (hoe erg dat op zichzelf ook is). Als wij samenkomen, voegen we ons in de grote liturgie van heel Gods kerk, die tot in eeuwigheid Gods lof zingt (vgl. Openb. 5: 12-14). Een van de meest ontroerende momenten in de afgelopen tijd was voor mij het moment waarop in een dienst het lied ‘De ware kerk des Heren’ werd afgespeeld: ‘In ’t woeden aller tijden is nooit het lied verstomd, Gods hoede zal ons leiden, de volle vrede komt!’ Al zongen we in de kerk niet mee, de lofzang is toch niet stilgevallen.
Intussen hoop ik dat het besef dat we in de kerk allereerst samenkomen voor God en niet voor onszelf, doorwerkt – en we geen kerkelijke consumenten zijn geworden achter onze laptops.
Ten slotte
Hierboven gaf ik niet meer en niet minder dan mijn persoonlijke inschatting van ontwikkelingen die zorg of hoop geven. Als de coronacrisis ons iets geleerd heeft, dan wel dat het opeens totaal anders kan gaan dan we ons hadden voorgesteld. Wij maken plannen en vormen gedachten, maar God kan er in blazen – met de wind van Zijn Pinkstergeest.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 2021
De Wekker | 24 Pagina's