Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘De tegenstander zit in jezelf’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘De tegenstander zit in jezelf’

Prof. dr. R. Peels over burgerschap, geloof en radicalisering

15 minuten leestijd

In het maatschappelijke debat over burgerschap vormen geradicaliseerde burgers het voorbeeld van hoe het niet moet. Door extreme standpunten en complottheorieën aan te hangen vervreemd je je van het democratisch bestel, zo is de gedachte. Tegelijkertijd is betrokkenheid van de burgers juist onmisbaar voor het goed functioneren van de democratie. Wat is goed burgerschap, en kan religie daar een positieve stimulans aan leveren? Hoe kunnen scholen en opvoeders hier aandacht aan besteden? Hierover gaan we in gesprek met prof. dr. R. Peels. Hij is verbonden aan de faculteit religie en theologie van de Vrije Universiteit Amsterdam en leidt daar een onderzoeksprogramma naar extreme overtuigingen en fundamentalisme.

Wat roept het onderwerp radicalisering op aan associaties die u sowieso wilt delen?

‘Alles wat met radicalisering te maken heeft is een mijnenveld. De term zelf is ook een pejoratieve, negatieve term. Als je iets of iemand geradicaliseerd noemt, zeg je eigenlijk al dat daar iets misgaat. Het is daarom behulpzaam om onderscheid te maken tussen enerzijds radicaal gedrag en radicale overtuigingen waar niets mis mee is en anderzijds het radicaliseren van iemand. Pas dan gaat er wat mis.

Het verschil tussen die twee is als volgt: Radicaal is dat je je aan een uiterste kant van het politieke spectrum bevindt. En ook het idee van radicale toewijding aan een ideaal, met grote inzet en sterke emoties. Dat hoeft helemaal niet negatief te zijn. Vaak noem ik Martin Luther King als voorbeeld. Zijn inzet voor de burgerrechtenbeweging had grote sociale gevolgen. Hij zat ook in een duidelijke politieke hoek en was heel toegewijd. Daarom werd hij door sommigen dan ook als extremistisch weggezet. Maar hij gebruikte democratische, en geen gewelddadige middelen en hij demoniseerde de tegenstander niet. Op die manier kon hij verandering teweegbrengen. Radicaal zijn op zich is gewoon binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat. Je kunt radicaal zijn, maar blijven openstaan voor de dialoog. Belangrijk is ook dat je de politieke tegenstander werkelijk als politieke tegenstander ziet, en niet als existentiële vijand.

Binnen de ruimte van de democratische rechtsstaat hebben we juist radicaliteit nodig. De middelmatigheid, lauwheid en grijsheid motiveren niet. De burgerrechtenbeweging, of de afschaffing van de slavernij dreef ook niet op mensen die heel genuanceerd met een ‘enerzijds, anderzijds’ aankwamen. Als je iets wilt veranderen, moet je juist appelleren aan mensen, en datgene wat onrecht is ook als zodanig benoemen. Daar moet je dan ook veel toewijding aan geven.’

Kenmerken Van Radicalisering

‘Radicalisering zie ik als iets anders: Het is een proces dat kort of lang duurt en dat leidt tot fundamentalisme, fanatisme, extremisme, radicaal complotdenken of terrorisme. De uitingsvormen ervan wisselen, maar een kenmerk van extremisme is dat je zegt dat de eigen groep alleen kan bloeien als die leeft in vijandschap met de andere groep(en). Er zijn ook definities die als kenmerk toevoegen dat je daarnaast activiteiten onderneemt die ondermijnend zijn voor de rechtsstaat. Bijvoorbeeld dat je zegt niet in de betrouwbaarheid van de verkiezingen te geloven, nog voordat ze hebben plaatsgevonden. Dat ondermijnt de democratie.

Deze kenmerken helpen om radicaal zijn en geradicaliseerd zijn uit elkaar te houden. Radicaal zijn op zichzelf is dus niet verkeerd. Ook het navolgen van Jezus is een radicale navolging, dat blijkt al duidelijk bij Thomas à Kempis. Christus zegt Zelf: “Heb de Heere uw God lief met heel uw hart, heel uw ziel, heel uw verstand, en met heel uw kracht”. Met alles wat je bent dus. Dat is radicaal, maar niet geradicaliseerd.’

Als je radicaal associeert met het Latijnse ‘radix’ (verworteling), dan betekent het niet meer dan dat je je wortels ergens hebt ingeslagen en dat daar hechte overtuigingen uit voortkomen. Ook dat is niet verkeerd...

‘Klopt, we leven in een tijd van ontworteling. Veel mensen hebben geen idee wat hun wortels zijn en ervaren daardoor vervreemding en betekenisloosheid. Ik ben dan ook helemaal voor het vinden van of teruggaan naar je wortels. In zekere zin doen de Reformatie en de Renaissance dat natuurlijk ook: terug naar de bronnen.’

‘In Nederland zie je ook veel bekeerlingen tot de islam. Soms worden die bekeerlingen in korte tijd zeer radicale gelovigen. We zien ook bekeringen tot het christendom waarin soortgelijke dynamieken een rol spelen. Dat is een uiting van die zoektocht naar vastigheid: het vinden van een gemeenschap, maar ook van betekenis, van een traditie, een levensovertuiging met een historische dimensie. En geef ze eens ongelijk: gezien onze maatschappij begrijp ik die behoefte.’

Heb je voor goed burgerschap ook op een bepaalde manier een radicale overtuiging nodig?

‘Dat denk ik wel. In onze samenleving komt een goed burgerschap bijvoorbeeld met de overtuiging dat de democratie ertoe doet. Historisch bezien is de democratie een recent en kwetsbaar fenomeen. We zijn het door de EU en NAVO als een soort gegeven gaan beschouwen, ons niet realiserend dat de democratie ook weer kan verdwijnen, door krachten van buitenaf of van binnenuit. Die krachten zie je ook op dit moment. Als de steun voor de democratie onder de burgerbevolking verwatert wordt het lastig. De politieke besluitvorming heeft immers draagkracht nodig. Goed burgerschap komt met de overtuiging dat de democratie ertoe doet, maar ook kwetsbaar is en verdediging behoeft.’

Tegelijkertijd vragen tegenwoordig steeds meer mensen zich af of de overheid nog wel voldoende probleemoplossend vermogen heeft. Deze twijfel doet mensen ook meer neigen naar illiberale alternatieven... 1

‘Hierbij moet ik denken aan het boek Crisis van Beatrice de Graaf. Zij doet daarin historisch onderzoek naar crises. Volgens haar vormt de Bijlmerramp in de jaren ‘90 een wending: Dat was de eerste crisis waarbij men naar de overheid keek en vroeg: hoe gaan jullie dit oplossen? Daarvóór vonden ook rampen plaats, maar keek men elkaar aan. Hoe gaan wij als burgers dit oplossen?

De beweging dat je bij problemen niet direct naar de overheid maar eerst naar je medeburgers kijkt, vind ik heel gezond en ook getuigen een van volwassen burgerschap. Dan kom je uit bij het maatschappelijk middenveld, religieuze organisaties en verenigingen. Die kunnen in een democratie veel doen en in gang zetten.

Dat gezegd hebbend heeft de overheid in een aantal opzichten wel gefaald. Denk aan de Toeslagenaffaire en het aardbevingsgebied in Groningen. De mensen hebben in sterke mate onrecht ervaren en er is vanuit de overheid ook onrecht bedreven. De staat heeft haar macht misbruikt tegen haar eigen burgers, die ze juist moet beschermen. Dat gaat ook in tegen het wezen van de democratie. De overheid kan fouten maken, maar dit was wel heel grootschalig en het is niet duidelijk of de verantwoordelijken daar voldoende verantwoordelijkheid over hebben afgelegd. Het heeft dus twee kanten: wat kunnen we zelf doen, en wat kan de overheid beter doen?’

Blijkbaar is het dus een recent fenomeen dat de eerste neiging van veel mensen is dat de overheid problemen moet oplossen. Slaat het vertrouwen in de overheid om in wantrouwen als dat niet snel genoeg gebeurt?

‘Wantrouwen richting de instituties is kenmerkend voor onze tijd. Je ziet wel breekpunten in de tijd die wantrouwen jegens instituten voeden. De coronacrisis is daar een duidelijk voorbeeld van. Een crisis wordt gekenmerkt door onzekerheid en verlies van controle onder de burgers. Er zijn momenten waarop de overheid logischerwijs moet ingrijpen. Bijvoorbeeld bij de coronacrisis en de klimaatcrisis. Dan gaat de overheid meer zeggen over hoe wij ons leven moeten inrichten. Als dat schuurt met hoe wij dat zouden willen krijg je wat meer wantrouwen. En dat biedt ruimte aan complotdenken. Dat gaat nog een stapje verder dan wantrouwen: dan ontwikkelen mensen de overtuiging dat de overheid het slechtste met ons voorheeft. Het idee dat de wereldregering uit kwaadaardige reptielen bestaat is daar een voorbeeld van. De houding van de burgers ten opzichte van de instituten is een soort akker waar je op kunt zaaien. Uit die akker kunnen goede dingen komen, maar ook slechte. En sommigen zaaien actief onkruid, ook al weten ze zelf beter. Bijvoorbeeld omdat ze electoraal belang hebben bij wantrouwen tegen de overheid.

Het is belangrijk dat we een balans ontwikkelen tussen vertrouwen in de democratische instituten, zoals de rechtspraak, de wetenschap, en de overheid en media enerzijds, en anderzijds ook de nuchterheid bewaren om te zeggen: het zijn ook feilbare instituten, waar mensen werken die fouten kunnen maken. Dat is een delicate balans. Wat veel complottheorieën aantrekkelijk maakt, is dat ze een simplistisch narratief bieden. Ze zijn helder en zwartwit. Dat eenvoudige is ook het kenmerk van populisme, en daarom doet dat het goed in tijden van onzekerheid. Het biedt eenvoudige oplossingen voor complexe problemen.’

Het kost tijd om duurzame oplossingen voor complexe problemen tot stand te brengen. Tegelijkertijd lijkt er in de politiek ook een gebrek aan oriëntatie op de lange termijn te zijn. Is ongeduld ook een factor?

‘Dat ongeduld zit in ons, maar ook in de politiek zelf. Durft de politiek ook te denken aan de toekomst over twintig jaar? Als je het electorale belang hebt om over vier jaar herkozen te worden, ben je geneigd de korte termijn prioriteit te geven. Je wilt het geld dan vooral aan populaire doelen besteden. We hebben politici nodig die durven lange termijnbeslissingen te nemen.

En van de kant van de burger kun je dat ook vragen. Klimaatverandering is bijvoorbeeld een lange termijnprobleem. Dat vergt lange termijndoelen en lange termijnoplossingen. Zijn we bereid iets in te leveren ter wille van toekomstige generaties? Veel mensen kunnen bijvoorbeeld wel met een vakantie minder toe. Dat is lange termijndenken van onze kant als burgers.

Het idee dat de welvaart altijd maar moet blijven stijgen zat lange tijd heel diep in de economische theorie. Het gedachtegoed van Bob Goudzwaard die daar tegenin ging werd altijd als ethiek afgedaan. Het vooruitgangsgeloof was als een ideologie ingesleten in de economie, en werd daarom als mainstream rationeel denken gepresenteerd. Het is dus ook belangrijk om op de wetenschap te reflecteren. De wetenschap loopt altijd het gevaar dat vormen van ideologie naar binnen sluipen. En wetenschap is ook altijd waardengedreven. De kunst is om transparant te zijn over die waarden en te voorkomen dat het al te ideologisch wordt.’

Seculiere Misvattingen Over Religie

‘In de wetenschap leven ook veel misvattingen over religie. Er is een groep seculiere wetenschappers die terrorisme bestudeert, en die religiositeit ziet als: hoe religieuzer je bent, hoe meer je weet van een bepaalde religie. Er zijn voorbeelden van uitreizigers naar Syrië die vlak voor ze vertrekken nog even ‘De islam voor dummies’ kopen, maar vervolgens wel de meest afschuwelijke dingen doen. De conclusie van die wetenschappers is dan: religie kan niet zo’n belangrijke rol spelen in een radicaliseringsproces dat leidt tot terrorisme, want deze mensen hebben weinig kennis van hun religie. Die conclusie is het gevolg van een misvatting over wat het is om een religieus mens te zijn. Ik heb hier boeken in de kast staan waarin expliciet wordt gesteld dat religie en ideologie geen rol spelen in radicalisering. Daar gaat dus echt iets mis.’

Je kunt anderen fundamentalisme verwijten, en daarbij blind zijn voor je eigen ideologisch gekleurde opvattingen…

‘Fundamentalisme moet je zo opvatten dat het in het hele politieke spectrum kan voorkomen. Bij salafistisch jihadisme, bepaalde vormen van het christendom, maar ook binnen het hindoeïsme en communisme. De kunst is om de breedte ervan te zien, en iets te doen aan het fundamentalisme waar je iets aan kunt doen. Vaak is dat het fundamentalisme in jezelf, in je eigen kring. Je moet dus zelfkritisch zijn, en dat is niet makkelijk. Tegelijkertijd is het wel de roeping van christenen om bij jezelf te beginnen.’

Als u dit concreet maakt, wat zou je dan moeten doen? Zijn er bij Nederlandse christenen ook risico’s?

‘Over het algemeen zijn reformatorische christenen vrij brave burgers. Dat komt onder andere door de opvatting dat de overheid het zwaard niet tevergeefs draagt en er nadruk is op het belang van opvoeding en onderwijs. En er is een sterke ethiek. Tegelijkertijd zijn er ook wel risico’s. Bijvoorbeeld de verleiding om je terug te trekken uit de gevaarlijke, gevallen wereld, en een eigen ‘veilige’ bubbel te creëren. Maar Christus Zelf ge-biedt om een zoutend zout te zijn. En hoe kun je dat nu zijn als al het zout zich in plaatsen als Barneveld en Staphorst op één grote klomp bevindt? Er is uiteraard niets mis mee om in Barneveld of Staphorst te wonen of naar een grote kerk te gaan, maar we moeten wel de wereld in het oog houden en daarin tot zegen zijn. Bij elkaar op een kluitje zitten is dan een risico.

Het zal voor een groot deel ook door sociologische redenen verklaard kunnen worden, maar soms worden die theologisch gerechtvaardigd. Bijvoorbeeld het idee dat de stad toch wel erg boos is. Uiteindelijk zitten Sodom en Gomorra in je eigen hart, niet zozeer buiten jou in de stad. Augustinus zegt ook: zeg niet dat de tijden slecht zijn, wij zijn de tijden. De tegenstander zit in jezelf.

Dat is ook belangrijk met het oog op de apologetiek, de relatie tot de seculiere wereld. Als je het onderscheid van de grote boze buitenwereld en de veilige christelijke bubbel heel sterk aanzet heeft dat vaak een averechts effect. Vaak zie je dat jonge mensen, wanneer ze in de stad gaan studeren, ontdekken dat seculiere klasgenoten eigenlijk best normale mensen zijn die ook op een goede manier proberen te leven. En die misschien wel beter naar elkaar omzien dan in de eigen familie of kerk soms gebeurt. Dan wordt dat harde onderscheid ontmaskerd en bestaat het risico dat ze dan maar de brui aan het hele geloof geven.’

In hoeverre fungeren fundamentele religieuze overtuigingen als brandstof of juist als rem op radicalisering?

‘Volgend jaar verschijnt van mij, als alles goed gaat, een boek over de relatie tussen monotheïsme en fundamentalisme. Er zijn best wat mensen die stellen dat het geloof in één God leidt tot uitsluiting van anderen. In het boek probeer ik na te gaan of dat klopt. Vind je werkelijk meer fundamentalisme in de monotheïstische religies? Leidt het geloof in één God tot exclusie of uitsluiting van mensen? En als je het omdraait: zijn er bronnen binnen de monotheïstische religies, binnen het christendom, die weerstand geven ten opzichte van radicalisering?

Het antwoord op de laatste vraag is zeker ja. Daar zijn allerlei voorbeelden van. Bijvoorbeeld het idee dat de mens gemaakt is naar het beeld van God. De reformatorische gezindte loopt op dat punt soms een beetje een risico door te zeggen dat er niet zoveel meer over is van dat beeld. Toch is het belangrijk om vast te houden dat ieder mens naar het beeld van God gemaakt is. Natuurlijk is hij gevallen en gaat er veel mis, maar dat beeld kunnen we niet uit de mens slopen. Dat betekent ook dat de mens onvervreemdbare waardigheid heeft. Ook de andere mens, ook die tegenstander en zelfs de extremist. Dat is ook de reden dat in Nederland iedereen een proces krijgt, ook de grootste misdadiger.’

Zie Het Kwaad In Jezelf

‘Een ander voorbeeld is de verlossingsleer, de overtuiging dat elk mens verlossing nodig heeft. Er zijn praktijken in de kerk die dat onderstrepen, zoals de biecht of het lezen van de Tien Geboden. Het gaat erom dat je de beweging naar binnen maakt, en het kwaad in jezelf ziet.

In de islam is de eerste betekenis van jihad niet de gewapende strijd, maar de strijd met je eigen zondige verlangens. Dat soort theologische ideeën en praktijken moeten ruimte krijgen. Belangrijk is ook dat je naar de kerk gaat samen met allerlei verschillende mensen. Ze hebben verschillende kleuren, ver-schillende opleidingsniveaus en een verschillende smaak. Maar ze horen allemaal bij de kerk, bij het geloof en je ontmoet hen iedere zondag. Ook dat helpt tegen radicalisering. Tegelijkertijd is dat een paradox, want ik ben geen religieus mens omdat het radicalisering tegengaat. Dat is niet het doel van religie. Veeleer zijn wij erop aangelegd, wij zijn door God tot God geschapen. God is het hoogste doel van religie, we moeten het dus niet instrumenteel maken. De positieve stimulans voor het burgerschap is een neveneffect van religie.

Bij bepaalde interpretaties van geloofssystemen is er uiteraard wel een risico voor de democratische rechtsstaat. Dat is een reëel probleem. Maar de positieve kant wordt vaak vergeten. Door een seculier vooroordeel gaat er daarin weleens wat mis, en worden alle religies over één kam geschoren. Maar religies zijn heel verschillend, en de islam heeft een heel andere relatie tot het recht en tot de politiek dan het christendom. Dat is evident, maar blijkbaar moet het toch gezegd worden.’

Religie kan dus positief bijdragen aan burgerschap. Heeft u daarin nog adviezen voor onderwijzers of predikanten?

‘Het christendom heeft altijd het Augustijnse onderscheid van de twee steden gehad. Die twee moet je uit elkaar houden, zonder dat je daarbij een soort vergeestelijking van dit leven nastreeft, alsof het materiële er niet toe doet. God schept een nieuwe hemel en een nieuwe aarde als lijfelijke aanwezigheid, met ook de lichamelijke opstanding. Het christendom bevestigt het lichamelijke bestaan, inclusief de natuur en seksualiteit, dus positief. Dat betekent ook dat we ons in dienen te zetten voor deze materiële wereld waarin God ons geplaatst heeft. Aan de andere kant: we zijn ook vreemdelingen en ons burgerschap is in de hemel. Deze spanning zit in het christendom en die moet erin blijven. Dit is weer zo’n voorbeeld waaruit blijkt dat een simplistisch verhaal waarin we eenvoudig één keuze maken, niet opgaat.

Ik zou predikanten en docenten willen aanmoedigen om die ‘tweeheid’ aan te jagen. Niet radicaal immanent: er is meer dan het zichtbare en dan deze wereld. Maar ook niet radicaal transcendent: God vraagt van ons dat wij ons inzetten voor het heil van deze wereld, het welzijn van de mensen om ons heen. De wetenschap en de politiek kunnen dat ook laten zien. Dat vind ik ook een kracht van de SGP. Je zet je in voor deze wereld, maar met het besef dat er meer is dan deze wereld. En wij kunnen het goede niet helemaal zelf realiseren. Inzet en een bepaalde ontspannenheid gaan dus samen. Dat komt omdat er een doordachte theologie achter zit.’


Bronnen

1. Sociaal en Cultureel Planbureau, Burgers over democratie en rechtsstaat (Den Haag 2024).

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 2024

Zicht | 84 Pagina's

‘De tegenstander zit in jezelf’

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 2024

Zicht | 84 Pagina's