Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van der Schuit en Schilder (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van der Schuit en Schilder (III)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hulp van de psychologie
Prof. Van der Schuit riep de psychologie te hulp in zijn bestrijding van het Neo-Calvinisme. Hij wilde het als winst beschouwen, die de nieuwere psychologie ook voor de gereformeerde theologie betekende, wanneer zij aandacht vroeg voor het onderbewustzijn. „In dat diep der ziel ritselen de roerselen van de levensrelatie met den Drieënigen en Volzaligen God". Op dit punt wilde Van der Schuit het met Kuyper eens zijn, „dat de wedergeboorte in het diep verborgen zijn van den mensch verscholen ligt". En ook hierin, dat „niet altijd wedergeboorte en bewustzijn samenvallen". Maar daar hield het dan ook op. Op andere punten wees Van der Schuit het standpunt van Kuyper radicaal van de hand. Van de gedachte van sluimerende wedergeboorte moest hij niets hebben evenmin als van het idee van de onmiddellijke wedergeboorte. Wat dit betreft pleitte hij voor een zuiver schriftuurlijke benadering van de kwestie. Niet dat een dogmatisch stelsel bevrediging schenkt aan ons denken omdat het „sluit als een bus" is beslissend, maar alleen de schriftuurlijke waarde van een dogmatisch stelsel is beslissend.
Daarom bevreemdt het wellicht, dat Van der Schuit zijn aanval op de Neo-Calvinistische richting niet op de gewone gemakkelijke manier inzet, nl. door het aanhalen van teksten uit de bijbel en confessie. Hij wil, zoals we de vorige keer zagen, in verband met zijn onderwerp Kuyper trachten te weerleggen met behulp van argumenten, die hij ontleent aan de psychologie.

Psychologie als dienstmaagd van de theologie
In zijn doelstelling (de bestrijding van het Neo-Calvinisme, ofwel de Kuyperiaanse richting), meent Van der Schuit het verst te komen door te herinneren aan de drieslag, de „bekende onderscheiding van de drie functies in het bewuste zieleleven: denken, voelen en willen". We herinneren ons, dat Van der Schuit in zijn inauguratie beslist weigerde om te spreken van drie zielsvermogens. Hij wenste daarin de oude gereformeerde theologen te volgen, die immers slechts twee zielsvermogens kenden, dat van het kennen en dat van de wil.
Is Van der Schuit in de drie jaren die achter hem lagen veranderd? Uit de tekst van zijn rede, gehouden bij de rectoraatsoverdracht uit 1925 valt dit laatste niet af te leiden. Hij laat de kwestie liggen: „Wij zullen nu maar geen strijd gaan voeren over de vermogensleer in de psychologie, vast staat, hoe wij hier ook onderscheiden, dat er drie factoren zijn in elke acte van het menschelijke zieleleven, denking, voeling, willing". Door de zonde zijn deze „factoren van het zieleleven" in het ongerede geraakt. Maar in de wedergeboorte worden verstand, wil en gevoel, die eerst van God waren afgekeerd, weer in de richting naar God toe gezet. En het is, zo schrijft Van der Schuit, ondenkbaar, dat de mens daarvan niets zou bemerken.

De wedergeboorte niet een nieuw vermogen
De wedergeboorte voegt geen nieuw vermogen aan de oorspronkelijke zielsvermogens toe, zodat de mens naast zijn verstand, wil en gevoel er nog een afzonderlijk geloofsvermogen bij zou ontvangen. Integendeel: de krachten van de ziel worden vernieuwd. Aan het menszijn wordt niets toegevoegd. De gehele mens wordt vernieuwd in al zijn zielsbeweging. En hier tracht Van der Schuit de winst binnen te halen, die de nieuwere psychologie volgens hem opleverde.
Hij wees zonder meer de opvatting af, dat iemand zou kunnen worden wedergeboren, zonder dat daarvan in de sfeer van de gewaarwording, van de ervaring, iets naar buiten zou treden. En hij hanteerde met gevoel voor de werkelijkheid de opmerking, dat in de mensenziel veel kan sluimeren, dat eerst in later jaren naar buiten kan komen. „Zeker willen ook wij niet vergeten in het stuk der bekering de indrukken uit de kinderjaren. Het is de religieuse psychologie geweest, die ons heeft laten zien, hoeveel de mensch uit zijn kindsheid meeneemt, dat later uit het onderbewustzijn opkomt. Dat vind ik van beteekenis, omdat de Gereformeerde zienswijze hierdoor wordt gehandhaafd om geen afzonderlijke kinderkerken te houden... Maar nu leert ook de religieuse psychologie, dat in het onderbewustzijn van het kind zo menig woord postvat, dat later weer opduikt". Indrukken uit de kinderjaren: zij worden levend wanneer het licht van de genade in later tijd in het hart valt. Zo diende de aandacht voor de psychologie bij Van der Schuit de afwijzing van de opvatting van een sluimerende wedergeboorte, naar de opvatting van Kuyper. Tegelijk echter meende hij recht te kunnen doen aan de ervaring van Gods kinderen.

Bekering: niet anthropologisch maar theologisch te verstaan
Ook de gevaren van de religieuze psychologie zag Van der Schuit levensgroot. Hij duchtte een anthropologische opvatting van het bekeringsproces, d.w.z. een beschouwing, waarin de mens met zijn gewaarwordingen centraal staat, ook de mens met zijn religieuze gevoelens. Hij pleitte in dit verband voor een theologische opvatting van de bekering, d.w.z. van God uit, naar God toe en in overeenstemming met Gods wil: „Here wat wilt Gij dat ik doen zal".
Daarmee was een wezenlijk gevaar aangewezen. Wanneer de nadruk komt te liggen op de mens met zijn ervaring, kan men gemakkelijk allerlei psychologische factoren een hoofdrol laten spelen. Iemands temperament en karakter zal men in aanmerking moeten nemen. Maar juist daarom zal men er ook mee hebben te rekenen, dat er een bekering uit de mens is en die vanuit de mens wordt verklaard. De geboren optimist staat met minder bezwaren tegenover de eis van het geloof dan degene die van huis uit een zwaarmoedig karakter heeft. Tijdgeloof is dikwijls te verklaren vanuit een aangeboren optimisme, terwijl pessimisme of zwaartillendheid van karakter niet mag worden aangezien voor kennis van zonde en ellende.
Maar al met al toont Van der Schuit een sterke affiniteit met de psychologische benadering, die perspectieven opent voor een persoonlijk pastoraat, waarin de gevoelens van de enkeling tot hun recht komen.
Het valt te betreuren, dat Schilder die kant van het theologiseren van Van der Schuit niet heeft gezien. Hij besprak het werkstuk van zijn Apeldoornse collega zo kritisch, dat er weinig van heel bleef. En daarmee was het begin gemaakt aan een polemiek, die jaren zou voortduren.
„Kuyper en de veronderstelde wedergeboorte te Apeldoorn veroordeeld" was de titel van een brochure, waaraan een reeks artikelen in De Reformatie ten grondslag lag. Daarin werden de degens gekruist niet over psychologie en theologie, maar over veronderstelde wedergeboorte en wat daarmee samenhing. Het is te betreuren zei ik, dat Schilder met zijn grote begaafdheid, niet de thematiek van Van der Schuit opnam en daarover verder met hem wilde nadenken.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1990

De Wekker | 8 Pagina's

Van der Schuit en Schilder (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1990

De Wekker | 8 Pagina's