Missionair – staat er nog iets op het spel? Z
Zit er nog spanning op ons missionair bezig zijn? Staat er nog iets op het spel? Dat is de indringende vraag die de redactie stelde. Had missionair werk vroeger vooral de betekenis van verkondiging van Christus, de afgelopen jaren is dat niet meer zo duidelijk. Het gaat momenteel in het missiologische gesprek over de vraag wat ‘heil’ eigenlijk is en of het evangelie niet zo cultuurbepaald is dat je eigenlijk niet kunt spreken over ‘het’ evangelie.
Het is een term die eruit springt: soteriologisch agnosticisme, letterlijk: niet-weten wat redding of verlossing eigenlijk is. Maar dit niet-weten is niet iets dat onder nieuwe heidenen werd gesignaleerd, maar juist onder missionair werkers. Dat is althans de stelling in Zoeken naar de dingen die boven zijn, een bundel missiologische bijdragen uit breed-protestantse kring. Dit niet-weten, of in elk geval ‘onzeker weten’, betreft begrippen als verzoening, vergelding, plaatsvervanging en genoegdoening. Het is taal die niet alleen niet meer past bij de ‘belevingswereld van moderne mensen’, maar ook ‘binnen de kerk lijkt deze taal emotioneel niet langer “leefbaar” te zijn.’
Veranderingen
Missionair werkers uit de breedte van het protestantisme geven ook zelf signalen af hoe het staan in hun vaak seculiere situatie hen aangrijpt en ook verandert. Zo schrijft Gert-Jan Roest, docent aan de Theologische Universiteit Utrecht en wetenschappelijk medewerker van de PKN, over zijn tijd als pionier in Amsterdam: ‘In 2002 kwam ik naar Amsterdam om daar, samen met anderen, missionair te gaan pionieren en een gemeente te stichten (Via Nova). (…) Een belangrijke waarde vanaf het begin van ons werk is geweest dat we werkelijk wilden luisteren naar en leren van niet-christenen. Maar diep luisteren is niet ongevaarlijk. Je kunt namelijk alleen diep luisteren als hart en verstand open zijn voor wat de ander zegt. Dat maakt je kwetsbaar. Na een paar jaar kreeg ik dan ook angst. Zou ik m’n geloof verliezen?’
Heel open schrijft Roest vervolgens over de verschuivingen in zijn theologie. Hij wil het evangelie contextualiseren door minder op een juridische manier over schuld te spreken en meer over de verlossing van schaamte en machteloosheid. Hij pleit voor verzoening zoals opgevat in het Christus-Victor-model (Victor betekent overwinnaar). Die opvatting van verzoening als Christus’ overwinning over de machten, speelde in de eerste duizend jaar van de christelijke kerk immers een belangrijke rol.
Ook over de vleeswording van Christus is Roest anders gaan denken: ‘De incarnatie zelf (met als climax kruisdood en opstanding) is reddend en verzoenend. Door de incarnatie is de levensverbinding tussen God en mensheid hersteld. De mensheid is in Christus gestorven en verzoend: “Het is God die door Christus de wereld met zich heeft verzoend: Hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend” (2 Kor. 5: 19). In Jezus Christus zijn God en de mensheid verzoenend met elkaar verbonden.’ Toch wil Roest de alverzoening (iedereen wordt gered) niet waar hebben. Maar het wordt er niet helderder van: de mensheid is wel verzoend, maar (nog) niet gered? Geen wonder dat ook het spreken over eeuwige verlorenheid in de hel anders gaat klinken. Is verloren gaan daarmee een onmogelijke mogelijkheid geworden? Roest zegt alleen dat zijn ‘visie op de hel is gaan schuiven’ en dat Jezus ‘de meeste waarschuwingen over de hel’ niet aan ‘buitenstaanders maar aan “binnenstaanders”’ richtte. En ‘heil’, wat is dat dan? ‘Heil is een proces dat leidt tot heelheid in de hele schepping.’ Dit bete-kent ‘dat je onder leiding van Jezus leert om als ambassadeur van Gods rijk te leven, om liefdevolle transformatie in je omgeving te brengen. Dit is waar ons leven ten diepste voor bedoeld is. Als je je leven laat inschakelen in deze bedoeling ben je gered. Als je dat niet doet, dan mis je het diepste doel van je leven om God te kennen en je leven te investeren in de toekomst van zijn eeuwige wereld (koninkrijk).’
Wissels
In deze paar citaten gaan er meerdere wissels om. Verzoening door voldoening, eeuwenlang Israël ingeprent door de offerdienst in de tempel, schuift naar de achtergrond. De mens is vooral slachtoffer, geen dader. De menswording van Christus is in zichzelf verzoening tussen God en mensheid. Dat betekent dat persoonlijk geloof en bekering er tussenuit vallen, of tenminste gerelativeerd worden. De mensheid is immers al verzoend, toen Christus mens werd. Verloren gaan (1 Kor. 1: 18) als uiterste consequentie van het afwijzen van Christus, het verliest zijn klem. Heil wordt vooral een ‘proces’ van ‘transformatie’ dat christenen in hun omgeving brengen en mede daardoor leidt tot ‘heelheid in de hele schepping’. Wie zich daarin laat ‘inschakelen’ is ‘gered’. De consequentie daarvan is dat alle sociale actie (van gelovigen én ongelovigen?) te verstaan is als medewerking aan de heelheid van de schepping, een medewerking die reddende kracht heeft.
Achtergrond
Het proces waar Roest zo openhartig verslag van doet staat niet op zichzelf. In de evangelische wereld zijn dezelfde tendensen waar te nemen. Annemiek de Jonge beschreef in haar dissertatie Als een madeliefje tussen de straatstenen twee evangelische missionaire initiatieven. Met name bij één daarvan speelt de moeilijke vraag (er wordt ook mee geworsteld) wat redding nu eigenlijk is en of persoonlijke bekering tot Christus relevant is. De ‘bekeringsvraag’ wordt ‘theologisch opgelost door te beklemtonen dat Jezus al onder de mensen is, of zij hem nu belijden of niet. (…) God is daar al, en werkt onder hen.’
Theologisch komt deze onhelderheid voort uit een bepaalde opvatting van wat in de missiologie de ‘Missie van God’ (Missio Deï) heet. Dit wil zeggen dat zending principieel Gods werk is. Dat is mijns inziens een voluit Bijbelse gedachte, die hoop en ontspanning geeft voor elke evangelist. Het is een gedachte die in de Catechismus prachtig verwoord is in v/a 54: De Zoon van God vergadert door Woord en Geest in eenheid van het ware geloof een gemeente die tot het eeuwige leven is uitverkoren. Het is een formulering die ook treffend weergeeft hoe de Drie-enige God werkt: de Vader verkiest, de Zoon vergadert, de Geest doet geloven.
Maar deze ‘zending van God’ kan ook heel anders uitgewerkt worden. En dat is aan de orde in de huidige missiologische discussies. Daar wordt de zending van God zo opgevat dat het de oproep tot geloof en bekering uitholt en de kerk terugbrengt tot voorhoede van de (geheel?) verloste mensheid. De taal die daarbij past is dat de kerk moet aansluiten bij waar Gods Geest al werkzaam is. Maar dat kan dan van alles zijn: actievoeren voor een beter milieu, pleiten voor emancipatie van gemarginaliseerden en ga zo maar door.
Theologisch valt de beslissing bij de vraag of je de zending van God ziet lopen langs Christus of langs de schepping. Langs Christus betekent dat God in Zijn zending geloof en bekering vraagt en ons wil inlijven in Zijn bruidskerk. Langs de schepping betekent dat dat alles naar de achtergrond wordt gedrongen. Redding is zo breed als de schepping en wordt beleefd in vredelievende gemeenschap met medemensen. Maar de scherpe spits van geloof en bekering, van verzoening door voldoening is daarmee afgebroken.
In dit verband pleit ik ervoor om te luisteren naar het klassiek gereformeerde accent van Kees Haak, tot 2014 missioloog aan de Theologische Universiteit Kampen|Utrecht. Hij pleit in een bijdrage aan zijn afscheidsbundel voor een herwaardering van Gods verkiezende liefde als zendingsmotief. Er zou veel gewonnen zijn wanneer in het spreken over de zending van God dát accent werd verdisconteerd.
Gebruikte literatuur
C.J. Haak, ‘Gods grote liefde als grondmotief voor zending: blinde vlekken in de huidige missiologie’, in: D. Griffioen & S. Paas (red.), Gereformeerde zending in de 21 eeuw, Barneveld, 2015, 103-132.
A. de Jonge, Als een madeliefje tussen de straatstenen, Amsterdam, 2022.
S. Stoppels, J.M. Praamsma & J.M. Abrahamse (red.), Zoeken naar de dingen die boven zijn. Heil in een seculiere tijd, Utrecht, 2023.
G.J. Roest, ‘Jezus in postmoderne kleren: Mijn verschuivende visie op heil.’ Inspirare 3/2 (2020), 19-28.
G.J. Roest, ‘Spreken over redding en verzoening in een seculiere cultuur’, Wapenveld 67/6 (2017), 24-30.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 2024
De Wekker | 36 Pagina's