Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vrijheid en vrijheid is twee

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrijheid en vrijheid is twee

9 minuten leestijd

Het zijn bijzondere dagen voor ons land. We staan stil bij de bevrijding waarmee een einde kwam aan een gruwelijke bezettingstijd van 5 jaar. Inmiddels 75 jaar geleden. En bij zo’n kroonjaar is de aandacht als vanzelf groter dan in andere jaren. En alle verwikkelingen van de afgelopen weken geven deze Bevrijdingsdag nog een extra lading: ineens beseffen we iets beter wat vrijheid allemaal inhoudt. Alle reden om stil te staan bij de vraag waar het bij vrijheid en bevrijding in de Bijbel over gaat.

Zoals aangeduid: het is een zeer actuele vraag. En daarbij: het thema ‘vrijheid’ leeft breed in de samenleving. Vrijheid is een woord waar ongeveer ieder mens een gedachte bij heeft en zonder uitzondering is die gedachte positief. Voor vrijheid gaan we de barricades op. Vooral als het onze eigen vrijheid betreft. Maar wat bedoelen we dan precies met dat woord? Een mooie illustratie zie je in het liedje dat jaren geleden al populair was en dat recent met een aangepaste tekst opnieuw is uitgebracht. Het refrein luidt:

17 miljoen mensen op dat hele kleine stukje aarde.

Die schrijf je niet de wetten voor, die laat je in hun waarde.

Dat ‘hele kleine stukje aarde’ is Nederland en die 17 miljoen mensen zijn dus de inwoners. Dat zijn vrije mensen en die laat je in hun waarde. Hoe? Door ze geen wetten voor te schrijven. In al zijn kortheid staat er in die regels een heleboel bij elkaar waarin je proeft hoe wij met elkaar tegen vrijheid aankijken. Echte vrijheid gaat zonder wetten. Maar ook: onze vrijheid lijkt vooral van buitenaf bedreigd te worden en als dat er nou maar niet was, dan waren we vrij. Op dat punt wijst de Bijbel andere wegen. Steeds opnieuw lezen we daar over bevrijding. Maar dat gaat dan om meer dan het uit de weg ruimen van enkele uiterlijke belemmeringen van die vrijheid: het grootste gevaar voor vrijheid blijkt niet van buiten te komen, maar op de één of andere manier in ons te huizen.

De uittocht en de Sinaï

Daarmee bedoel ik niet te zeggen dat het in de Bijbel gaat om een geestelijke vrijheid tegenover een politieke vrijheid. Daarmee doe je het heil dat de Here God geeft tekort en gebruik je een onderscheid dat meer met Griekse filosofie dan met Bijbelse verkondiging te maken heeft. Want natuurlijk: ook de uiterlijk belemmeringen van de vrijheid kunnen voor de Here God niet bestaan. Hét grote gebeuren in het Oude Testament is de uittocht uit Egypte en de intocht in Kanaän. Israël wordt vrij van het juk van de Farao en gaat op weg naar een eigen land. Dat zijn in ieder geval óók politieke feiten. Maar we hoeven toch maar kort in het Oude Testament te lezen om te weten: Israël is niet een vrij volk als het Egypte achter zich gelaten heeft en zich in het eigen land gevestigd heeft. Tijdens de woestijnreis verlangt het geregeld terug naar de zekerheid en de overzichtelijkheid van het leven in Egypte. En eenmaal in het eigen land valt het volk keer op keer voor de goden van het land: de Baäls. In het hart van het volk leeft het hardnekkige verlangen om het leven zelf te beheersen, om vrij te zijn van het leven met de Here God en zelf de dienst uit te maken. En uitgerekend dat blijkt keer op keer een grote invalspoort voor onvrijheid. Letterlijk, in de zin dat het volk in ballingschap gaat en het land dus moet verlaten. Maar zeker ook geestelijk.

Het is daarom niet voor niets dat de eerste halte die het volk in de woestijn aandoet de berg Sinaï is. Daar ontvangt het volk de geboden van de Here God en met die tien woorden zoekt de Here het hart van het volk opdat het werkelijk vrij zou zijn. Meteen aan het begin van de wet wordt dat al duidelijk. Hoe beginnen de geboden immers? Met de herinnering aan Gods bevrijding en het gebod om geen andere goden te hebben: ‘Ik heb jullie uit Egypte bevrijd. Eer geen andere goden.’ De volgende geboden vormen in feite toepassingen van dat eerste gebod: in al die geboden gaat het om niets anders dan het waarborgen van de echte vrijheid en die bestaat daarin dat het volk bij zijn Bevrijder blijft. De diepe bedoeling van de geboden kom je op het spoor op het moment dat je ieder gebod in gedachten aanvult met het zinnetje: ‘want anders word je weer een slaaf.’ Geen andere goden – want je wordt een slaaf van die machten die jouw leven willen beheersen. Steel niet en begeer niet wat van een ander is – want je raakt je vrijheid kwijt als je in de ban bent van bezit en begeerte. Gedenk de sabbat – want je bent geen slaaf van je werk en je carrière.

Die wetten zijn dus geen belemmering van de vrijheid, maar vormen een bescherming eromheen. Ze maken duidelijk dat een mens niet vrij is op het moment dat hij in een vrij land leeft. Maar dat inzicht blijkt aan het volk niet besteed. Keer op keer stort het zich in de armen van andere goden waar het meent echt vrij te zijn – maar het is onvrijheid troef.

Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament zien we deze zelfde lijn. Vaak klinkt het woord vrijheid om aan te duiden wat het Evangelie geeft. Denk maar aan Galaten 5: ‘Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt!’ En uit het verband blijkt duidelijk dat die vrijheid niet bedreigd wordt van buitenaf allereerst, maar dat mensen de onbedwingbare neiging hebben om zichzelf een slavenjuk op te leggen. De Galaten meenden dat hun positie voor God in hun eigen handen lag. Liever waren ze vrij van God en organiseerden ze hun eigen heil dan zich toe te vertrouwen aan Hem die hun leven was en zo hun heil te ontvangen. Het maakt mensen tot slaven.

Ik denk ook aan de woorden uit Hebreeën 2: 15 waar de schrijver het heeft over mensen ‘die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.’ Dat is een trefzekere typering van onze wereld buiten Christus om. En die woorden klinken nádat gezegd is dat Jezus door zijn dood de duivel, die de macht over de dood had, heeft onttroond en de mensen bevrijd. Met andere woorden – en dat brengt bij het hart van het Nieuwe Testament –: onze wereld wordt niet alleen gepeild zodat de diepste roerselen en motieven zichtbaar worden. Dat zou nog onbarmhartig kunnen zijn. Nee – het Evangelie verkondigt de bevrijding in Jezus Christus van deze slavernij van zelfredzaamheid en angst voor de dood.

De bevrijding van het Evangelie gaat dus diep. Het maakt vrij van onze binding aan onszelf, vrij van onze angst voor de dood, vrij van onze zucht naar bezit en vrij van ons zoeken naar een zekerheid die we buiten God om denken te kunnen vinden. Het schenkt ons een nieuwe verhouding tot de Here door de Geest van Christus, die niet voor niets de Geest van de vrijheid genoemd wordt. ‘Waar de Geest is, is vrijheid’, zegt Paulus. Tegen deze achtergrond begrijp je ook waarom Paulus de slaaf Onesimus terug kan sturen naar zijn meester Filemon. Daarmee keurt hij het fenomeen slavernij niet goed, maar daarmee maakt hij duidelijk dat de vrijheid die Christus brengt van een andere, veel diepere orde is.

Twee gedachten

Het bovenstaande maakt dat we volgens mij twee gedachten hebben bij de vrijheid die we in Nederland deze dagen vieren. Allereerst natuurlijk grote en oprechte dankbaarheid. Een vrij land is een geschenk van God, zoals het dat ook was voor het volk Israël! Veel christenen hebben zich tijdens de bezetting ingezet voor verzetswerk en in de kerken is na 5 mei 1945 gedankt dat de Here God ons volk de vrijheid weer gegeven heeft. Met respect gedenken we hen die hun leven gegeven hebben in de strijd voor de vrijheid. Vandaag bidden we voor volken die onderdrukt worden en voor landen waar mensen vervolgd worden vanwege ras, politieke overtuiging, hun identiteit of hun godsdienst. In het bijzonder bidden we voor broeders en zusters die zuchten onder vervolging.

Maar tegelijk zien we dat we met die vrijheid nog niet een land van vrije mensen zijn. Als ik die woorden uit Galaten en Hebreeën in gedachten heb, dan merk ik bij mezelf hoe gemakkelijk ik me tot slaaf laat maken. Ik leef graag van wat ik zelf heb neergezet en klaargemaakt. We hebben ontzag voor iemand die een prestatie van formaat levert. Mensen die achterop raken zien we niet. Zwakken en zieken zullen nooit het nieuws halen op de manier waarop een Olympisch kampioen of Nobelprijswinnaar de koppen van de krant haalt. En ik heb niet de indruk dat we in de kerk fundamenteel anders kijken. We verwachten voor de kerk meer van de dominee die zoveel kan dan van dat gemeentelid dat in een zorgcentrum woont en niets anders doet dan een eenvoudig kindergebed opzeggen.

En de slavernij die voortkomt uit levenslange angst voor de dood ken ik ook: waarom hebben we zo’n enorme cosme tische industrie die de tekenen van ouderdom van ons lichaam belooft weg te halen? En waarom reizen we in hoog tempo de wereld rond om alles te zien ‘nu we het nog kunnen doen’? We zijn op de vlucht voor de dood. En hij regeert ons uitgavenpatroon, onze tijdsbesteding, onze gedachten. En ook hier heb ik het idee dat we weinig reden hebben om te denken dat het in de kerk heel anders is.

Dank en gebed

Daarom mag bij het vieren van de Bevrijding de vraag niet verstommen wie ons de vrijheid geeft en met welk doel zij ons geschonken is. Want vrije mensen zijn we niet omdat we in een vrij land leven, we moeten het worden – iedere dag opnieuw. Echte vrijheid doen we onszelf niet cadeau, maar het wordt ons geschonken in het Evangelie van de vrijspraak in Jezus Christus. In de kerk moeten we dat dus niet vergeten in deze dagen. Daarom danken we voor 75 jaar vrijheid. Maar in dezelfde adem klinkt het gebed of God ons vrij wil maken van onszelf, van onze boze droom dat we zijn wat we doen, van onze angst voor de dood. En dat is dus het gebed of Hij ons de vrijheid van Gods kinderen, de vrijheid in Christus wil eigen maken door zijn Geest.

Als we beseffen dat onze vrijheid van God geschonken is, geeft dat de kerk de vrijmoedigheid om het Evangelie te verkondigen aan deze wereld die met al haar vermeende vrijheid zo ontzettend onvrij is. Echte indruk zullen die woorden maken wanneer de mensen ook kunnen zien dat de kerk inderdaad de plek is waar vanuit deze geschonken vrijheid geleefd, geloofd en gedankt wordt.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 mei 2020

De Wekker | 24 Pagina's

Vrijheid en vrijheid is twee

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 mei 2020

De Wekker | 24 Pagina's