Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Psalmengebruik (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Psalmengebruik (4)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Belangrijke vragen
Wij zijn het er over eens dat de psalmen, die tot de Schriftinhoud behoren, door de kerk van het N.T. erkend worden als het Woord Gods, zij het dan dat dit deel van de openbaring een bizonder karakter heeft (zie 1e art.).
Er zal ook wel geen verschil zijn over de opvatting dat deze liederen uit het O.T. zingbaar gemaakt mogen worden voor de gemeente van het N.T. Dat dit niet alleen geoorloofd is maar ook noodzakelijk voor de mondige gemeente, was een algemeen erkend principe bij de Reformatoren. Reden waarom zij zich voor de verwerkelijking van deze gedachte zeer veel moeite getroost hebben. Luther, Beza, Calvijn e.a. hebben zelf psalmen berijmd en anderen opgewekt dit te doen.
Daarnaast hebben zij ook geijverd voor eenvoudige, voor het volk zingbare, melodieën. Deze melodieën, die wij nog gebruiken, zijn volgens kenners een bizonder te waarderen muzikale erfenis van de Reformatie. Latere berijmingen zijn dan ook altijd pasklaar gemaakt voor de oude zangwijzen, wat niet altijd even gemakkelijk was.
Bij de berijming van de psalmteksten komt nu een belangrijke vraag naar voren. De vraag: Moet een berijming, waarin de psalm uit het O.T. zingbaar gemaakt wordt voor de N.T. gemeente zonder enige toevoeging, alleen maar de O.T. tekst weergeven of mag (moet) op een of andere manier in zulk een berijming uitdrukking gegeven worden aan de wijze, waarop de gemeente van het N.T. de psalm leest, verstaat en daarop reageert in haar geestelijk beleven van dit deel van de openbaring Gods? Dezelfde vraag geldt uiteraard ook wanneer men eventueel andere gedeelten uit het O.T. gaat berijmen tot schriftuurlijke gezangen voor de gemeente van nu.
Het komt mij voor dat het hierbij voornamelijk gaat om drieërlei, wanneer men voor ogen wil houden, wat ik reeds eerder opgemerkt heb dat de psalmen meegaan op elk niveau van de kerk.
1. Er is sinds het ontstaan van de psalmen een voortgang van de heilsopenbaring Gods, waardoor meer, bredere en diepere aspecten van deze openbaring bekend zijn geworden. Men denke hier vooral aan de heilsopenbaring in Christus en ook aan de openbaring van de kerk onder het N.T. Er is een zekere ver-geestelijking d.i. een dieper verstaan van het heilswerk Gods in verband met het geheel van de openbaring. Mogen er nu in een berijming van de O.T. psalmen en in de lijn daarvan ook andere klanken meeklinken, die aan het geheel van deze openbaring en haar volheid ontleend zijn?
2. Er zijn z.g.n. „Messiaanse" psalmen, d.w.z. dat daarin tegen de achtergrond van een Israëlitische, O.T.-sche situatie de figuur van Christus in profetisch perspectief zichtbaar wordt. Door Christus zelf alsook door de apostelen worden in hun prediking deze psalmen als een directe prediking omtrent Christus aangehaald.
Moet dit in een berijming van deze psalmen ook tot uitdrukking gebracht worden op een of andere wijze?
3. Mag in een berijming, die nu de gemeente van het N.T. op de lippen gelegd wordt, ook meeklinken hoe zij op haar niveau, in diep-geestelijke relatie met de gemeente van het O.T. vandaag de psalmen verstaat? M.a.w. mag het element van het geestelijk leven der gemeente, de uiting van haar geloofsbeleven in de berijming tot uitdrukking komen? Het hart van de gemeente nu kan zich dan uiten in zulk een berijming, waarin al de toonaarden van het geestelijk beleven doorklinken.
De psalm komt hierdoor dichter bij het hart van de gemeente te staan.
In de psalm gaat het dan om het persoonlijk sohuldbelijden voor God, het zoeken van Hem, het verlangen naar Hem, het vinden van Hem en het zich verheugen in Hem in vaak heel moeilijke situaties. Prof. Oosterhoff heeft in zijn pasverschenen studie over „De afwezigheid Gods in het Oude Testament", op een duidelijke wijze aangetoond hoe dit in het O.T. aanwezig is.
Moet een psalmberijming voor de gemeente van nu deze geestelijke realiteit dichterbij zoeken te brengen?
Ik meen dat dit belangrijke vragen zijn, waaraan men mij de berijming van een psalm of de beoordeling daarvan, niet voorbij kan gaan.
Ook weet ik dat men ten opzichte van deze vragen tweeërlei standpunt kan innemen.
Het eerste is dat men kan menen dat een berijming van de psalmen uit het O.T. alleen letterlijk de tekst van deze O.T.ische psalm onder woorden moet brengen. Bij het gebruik van zulk een berijming moet dan de gemeente zelf haar transponeren (overbrengen) in de geestelijke sfeer zoals zij deze, met haar rijke kennis van het heil Gods verstaat.
Men kan zich voor deze visie ook nog beroepen op het N.T. zelf. Daar toch wordt door de apostel Johannes in zijn brieven gezegd „Gij hebt de zalving van de Heilige en gij weet alle dingen".
Opgemerkt moet echter worden dat men dit standpunt niet inneemt ten opzichte van de bediening des Woords. Men volstaat in de prediking niet met een blote weergave van de gegevens van de Heilige Schrift en laat het verder aan de gemeente over dit bij het licht dat zij heeft (of niet heeft) te verstaan.
Een prediking, die zich in deze richting beweegt wordt over het algemeen niet gewaardeerd. Ik meen dat ook de berijming van de psalmen ten dienste van het zingend verstaan door de gemeente daarvan, een dienende taak heeft. Zo wordt de afstand overbrugd tussen de dichter van toen en de gemeente van nu in verband met het voortgaan van de heilsopenbaring en het verstaan daarvan.
Vergelijken wij nu op de boven gereleveerde punten de berijming van 1773 met de berijming van de Interkerkelijke Stichting dan heeft die van 1773, trots al haar gebreken, aan de genoemde elementen meer aandacht geschonken dan de nieuwe. Ja, zelfs kan gezegd dat de boven aangegeven lijnen, door een bepaalde psalmuitbreiding, op bizonder gelukkige wijze naar voren komen in de oude berijming.
Dit brengt de psalmen dichter bij de gemeente en doet ze ook meer aansluiten bij een prediking, die de Schrift geestelijk wil doen verstaan.
Het zou dan ook — trots haar gebreken, en welke berijming zou ze niet hebben — een gemis, ja een geestelijke verarming betekenen, wanneer de berijming van 1773, die het rechte psalmgebruik en het juiste verstaan daarvan door de gemeente zoekt te bevorderen, zou verdwijnen.
In een slotartikel hoop ik het bovenstaande nog met een voorbeeld te verduidelijken.

Kremer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juli 1971

De Wekker | 8 Pagina's

Psalmengebruik (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juli 1971

De Wekker | 8 Pagina's